Blad 6
Verslag van de raadsvergadering van 14 april 1998
Politiek moet ten rade gaan bij, maar kan zich niet ver
schuilen achter de burgers. Bij het afwegen van belangen
van verschillende bevolkingsgroepen is de politiek aan het
woord. Zij legt verantwoording af aan de kiezers over de
keuze die zij maakt. En het allerlaatste woord is bij de
verkiezingen aan de Leeuwarders en bij de verkiezingen moet
er wat te kiezen zijn. Een duidelijke profilering van poli
tieke partijen kan op zich bijdragen aan het motiveren van
inwoners om te gaan stemmen.
Ik wil vervolgens een aantal opmerkingen maken over de col
legeonderhandelingen en de totstandkoming van het Bestuurs-
programma
De PvdA heeft gelijk na 4 maart de voorkeur uitgesproken
voor een breed samengesteld college. Daar zijn verschillen
de redenen voor te geven. Voortzetting van de coalitie was
uitgesloten door het verlies van D66 en de keuze die D66
heeft gemaakt voor een onafhankelijke opstelling. Voortzet
ting van de bestaande coalitie minus D66 zou ook te weinig
recht doen aan de nieuwe samenstelling van de raad. Boven
dien zou een college van PvdA, WD en PAL/GL vanwege een
relatief klein draagvlak in de raad een mate van dualisme
ontlokken die ten koste gaat van slagvaardig bestuurlijk
opereren. Een college waarin de PvdA, het CDA en de WD
zijn vertegenwoordigd lag voor de hand. Maar wij hebben
tijdens de eerste bespreking PAL/GL en de SP uitgenodigd om
deelname aan het college te overwegen. PAL/GL verloor
weliswaar twee zetels, maar uit de verkiezingsuitslag als
zodanig was een duidelijke versterking van de linkse poli
tiek zichtbaar. Dat gegeven zou wat ons betreft te weinig
tot uitdrukking komen in een centrum rechtse coalitie van
PvdA, CDA en WD. De halve wethouderszetel die PAL/GL gaat
bekleden is daarmee een weliswaar bijzonder, maar wat ons
betreft zeer wenselijk, fenomeen.
De totstandkoming van het college en van het Bestuurspro-
gramma is bijzonder constructief verlopen. Het duo
voorzitterschap van de heer Van der Gevel en de PvdA lijst
trekker bleek een goede keuze, evenals de werkwijze die
voor de totstandkoming van het programma is gevolgd. Gedu
rende de hele onderhandelingsperiode hebben alle partijen
aan tafel gezeten en met uitzondering van D66 hebben alle
partijen hun inhoudelijke bijdrage geleverd. Dat is wel
licht ook de reden dat van een Bestuursprogramma wordt ge
sproken in plaats van een Collegeprogramma. Die naam zal
pas echt eer worden aangedaan als ook alle partijen die hun
bijdrage hebben geleverd het programma zouden onderschrij
ven. Wij nodigen die partijen daartoe in elk geval van har
te uit
In het verlengde daarvan merk ik op dat de PvdA de opener
bestuurscultuur, waaraan de PvdA de afgelopen drie jaar met
inbegrip van de afgelopen onderhandelingsperiode heeft bij
gedragen, graag wil voortzetten. Maar zo'n cultuur is een
Blad 7
Verslag van de raadsvergadering van 14 april 1998
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle partijen.
Bovendien moet een opener bestuurscultuur niet verward wor
den met het temperen van politieke aspiraties.
Ik noem dat zo expliciet omdat de PvdA van een elftal is
uitgegroeid tot een dertiental en omdat ons in het verleden
soms te pas maar ook vaak te onpas arrogantie van de macht
werd verweten. Om valse verwachtingen te voorkomen doe ik
ook maar vast de voorspelling dat de collegepartijen wel
eens iets zullen organiseren wat in de verkiezingstijd door
niet-collegepartijen wordt aangeduid als achterafkamertjes-
overleg, namelijk coalitie-overleg.
De PvdA-fractie kon kortgeleden tijdens de ledenvergadering
meedelen dat alle belangrijke punten uit ons verkiezings
programma in het Bestuursprogramma zijn opgenomen. Peter
den Oudsten wist het zelfs in een percentage uit te drukken
dat de 100% dekking dicht naderde. Een aantal van die
speerpunten zijn verwoord in de topprioriteiten van het Be
stuursprogramma. Wij vinden het een goede zaak om zo expli
ciet die topprioriteiten in het programma te vermelden, te
meer omdat ze meetbaar zijn of in meetbare doelstellingen
te vertalen zijn. Bij de evaluatie aan het einde van de
raadsperiode kan dan ook scherper dan voorheen worden aan
gegeven in hoeverre de ambities uit het programma zijn waar
gemaakt. Een raad die steeds luider roept om bij de be
leidsontwikkeling meetbare doelstellingen te formuleren en
om beleidsevaluatie moet zelf ook het goede voorbeeld ge
ven. Wij steunen het integrale Bestuursprogramma, hoewel
wij op een aantal punten compromissen hebben gesloten.
Een compromis betreft de invoering van een kortingssysteem
om de maatschappelijke participatie van mensen met een mi
nimuminkomen te vergroten. Wij hebben in het verleden
steeds gezegd te betwijfelen of een kortingspas de maat
schappelijke participatie daadwerkelijker kan bevorderen.
Het kortingssysteem krijgt vooralsnog het voordeel van de
twijfel, maar bij de evaluatie van dit instrument moet dat
beoogde effect duidelijk blijken. Bovendien moet het in te
voeren instrument bij voorbaat gericht zijn op een betere
bereikbaarheid van voorzieningen. Als het instrument niet
aan de voorwaarden voldoet, zoals in de tekst van het Be
stuursprogramma is verwoord, dan nemen wij de vrijheid om
te pleiten voor een andere inzet van de middelen ten behoe
ve van de inkomensondersteuning van de minima.
Een tweede compromis betreft de voornemens voor lastenbe-
heersing. Wij hebben ons niet voor vier jaar willen vast
leggen op het niet doorberekenen van de inflatiecorrectie
voor de onroerend zaakbelasting. Na twee jaar willen wij
uitdrukkelijk nagaan of de financiële positie van de ge
meente voortzetting van het beleid mogelijk maakt. Ook wij
streven naar lastenbeheersing, maar niet ten koste van al
les. De financiële positie is onder het standvastig bewind