Blad 12
Verslag van de raadsvergadering van 20 april 1998
centra, 8 kerkelijke centra en 10 stichtingen. Men spreekt
hier over niet-commerciële horeca. Stichtingen hebben geen
winstoogmerk. Hoe zit het dan straks met Stichting Harmo
nie, Stichting Theater Romein? Ook nu kunnen de gevolgen
dus wel eens groter zijn dan dat men in het voorstel be
oogt
Bij de sport is men teleurgesteld. Bij de besluitvorming in
eerste instantie is men niet betrokken, men had ook niet in
de gaten dat het hen betrof. Nu in tweede instantie is er
dan wel inspraak door hen geweest, maar blijft men met de
kater zitten dat het eerder genomen besluit, hen te scharen
onder hetzelfde regime als de coffeeshops, niet meer lijkt
terug te draaien. Men had hier dus eerder bij betrokken
willen en moeten worden. De gemeente Leeuwarden laat hier
weer eens een steek vallen.
Wij stemmen hier dan ook niet mee in.
De heer Krol: De heer Feenstra van de CDA-fractie heeft
vragen gesteld over dit onderwerp, nadat wij een en ander
hadden vastgesteld met die exploitatievergunningen. Het
bleek namelijk, daar heeft de heer Stoker gelijk in, dat
wij met elkaar ietwat te snel akkoord gegaan waren met het
toenmalige voorstel en sportkantines en dergelijke over het
hoofd hadden gezien. Daarom is het goed dat de raad, maar
ook het college, de bereidheid heeft gehad om op die fouten
terug te komen en daar wat aan te doen. Financieel zijn de
sportkantines en andere instellingen die onder dit voorstel
vallen in het gelijk gesteld en is de pijn teruggedrongen
naar nul, zou je kunnen zeggen. Is het dan zoals de heer
Stoker veronderstelt - en dat verwijt doet hij dan aan de
gehele raad, dus ook aan onze fractie - dat sportkantines
en dergelijke op één hoop worden geveegd met coffeeshops?
Dat is natuurlijk niet het geval, sterker nog de CDA-
fractie is van mening dat coffeeshops zoveel mogelijk moe
ten worden gesloten en dat sportkantines wat ons betreft
open kunnen blijven. Wat dat betreft is er een vreselijk
groot verschil en vegen wij ze niet op één hoop.
Ik wou nog even met nadruk stellen dat dat in ieder geval
wat de CDA-fractie betreft niet het geval is.
Het is goed, daarvan hebben wij ons laten overtuigen door
het college en door de burgemeester, om met betrekking tot
de openbare orde toch een stok achter de deur te hebben
mocht het uit de hand lopen, hoewel wij natuurlijk dat bij
sportkantines en buurthuizen absoluut niet verwachten. Maar
het is goed om dat toch te hebben om problemen te kunnen
vermijden.
Dat heeft ertoe geleid dat wij akkoord gegaan zijn, met de
ze opmerkingen en deze overwegingen, met dit voorstel.
Blad 13
Verslag van de raadsvergadering van 20 april 1998
Mevrouw Waanders: Bij datgene wat de heer Krol heeft ge
zegd, met name op het eind, over de reden om toch alle vor
men van horecavoorziening onder de regeling te blijven la
ten vallen, dat is voor ons ook de reden geweest om akkoord
te gaan met dit voorstel. Afgezien natuurlijk van de finan
ciële pijn die er voor horecabedrijven op het terrein van
de amateursport, recreatie en welzijnszorg en religie uit
is gehaald.
Ik heb in de commissie al aangegeven dat wij ons heel goed
in dit voorstel kunnen vinden. Ik denk dat het college een
hele goede zet heeft gedaan om de financiële pijn voor de
horecabedrijven waar het hier om gaat er uit te halen. Waar
ik in de commissie ook bezwaar tegen heb gemaakt, dat beeld
wordt hier opnieuw neergezet, is het onderscheid dat de
heer Stoker hier aanbrengt tussen enerzijds de horecabe
drijven op het terrein van amateursport, recreatie, wel
zijnszorg en religie niet in de eerste plaats met een com
mercieel oogmerk en anderzijds alle andere vormen van hore
ca, met name met een commercieel oogmerk. Maar hij verengt
dat tot het fenomeen coffeeshops. Ik weet wel dat de heer
Stoker grote moeite heeft met dat fenomeen, maar ik vind
dat hij de werkelijkheid gewoon verkeerd weergeeft, wanneer
hij voortdurend, als het gaat om allerlei commerciële vor
men van horeca, het alleen maar heeft over de coffeeshops.
Ik denk dat dat onterecht is en dat dat ook een foutieve
beeldvorming geeft.
De Voorzitter: De heer Stoker en ik hebben ook in de com
missie deze op zichzelf heldere uitwisseling van argumenten
gehad. Hij spitst het nu ook toe op dezelfde punten zoals
hij die toen inbrachtIk ben het met die analyse eens dat
dat ook argumenten zijn, alleen met het collegestandpunt,
dat uit wil gaan van een breed handhavingsinstrumentarium,
zonder daarmee wantrouwen en onderscheiden te willen ver
groten (wij willen ze juist verkleinen)komen wij tot ons
meningsverschil
Het derde punt, dat de heer Stoker noemt, wil ik toch nog
graag even apart op ingaan. De eerste twee waren, de finan
ciële kant opgelost, maar het niet-onderscheiden is geble
ven en dat zou niet moeten, het onder één kam scheren.
Het derde punt dat wij er te laat mee zijn gekomen om die
communicatie en het overleg en het verder detailleren te
starten, daar ben ik het ook mee eens, dat is zelfs in de
raadsvergadering al toegeven. Daarom is ook die tussenronde
gebeurd. Er is apart overlegd met de samenwerkende bewo
nersorganisatie, met de sport erbij en met de vertegenwoor
digers van de horeca. De heer Tadema heeft twee keer expli
ciet een raadscommissie kunnen beïnvloeden - terecht ook -
met zijn visie namens zijn achterban. Dus er zijn drie mo
menten geweest van indringend overleg. Daarom vind ik ook
dat nu dat argument niet meer opgeld doet en dat u wat dat