Blad 20 Verslag van de raadsvergadering van 18 mei 1998 Punt 8 (bijlage nr. 64) De Voorzitter: Aan de orde is Verwerving en vervreemding van diverse onroerende zaken. De heer Den Oudsten (weth.)Het lijkt mij goed dat gezien de opmerkingen van de heer Rurenga in de vorige raadsverga dering, de behandeling in de commissievergadering van vori ge week dinsdag en de opmerkingen die de heer Rurenga in deze vergadering maakt, voordat het agendapunt daadwerke lijk wordt behandeld toch een korte toelichting te geven. De heer Rurenga duidt op een situatie dat hij vlak na de vorige raadsvergadering door mij is uitgenodigd voor een gesprek. Dat is ook gebeurd. Het is juist dat dit gesprek van de zijde van de gemeente werd bijgewoond door de stads advocaat. Het is ook correct dat dat niet vooraf aan de heer Rurenga was gemeld. De reden van de aanwezigheid van de stadsadvocaat was ove rigens in mijn visie wel volstrekt logisch, omdat de heer Rurenga tijdens de pauze van de vorige raadsvergadering mij heeft gezegd dat hij van plan was, als wij de verkoop door gang zouden laten vinden, beslag te laten leggen. Hetgeen hij ook in de afgelopen dagen heeft gedaan, dat kwam net niet naar voren. Ik kom daar zo even op terug. Vervolgens is in dat gesprek duidelijk gemaakt dat wij een intern onderzoek hebben gepleegd, dat wij geen feiten heb ben kunnen constateren waaraan de heer Rurenga enig recht kan ontlenen en dat wij vervolgens hebben besloten om dit voor de eerstvolgende raadsvergadering weer aan te bieden en het voorstel opnieuw ter behandeling voor te leggen, hetzelfde voorstel ongewijzigd. Vervolgens is de commissie vergadering, inclusief de volledige agenda, gepubliceerd, dus ook de openbare behandeling van het punt waar het nu over gaat. Ten overvloede, wat ongebruikelijk is maar na tuurlijk in zo'n zaak waarbij een individueel burger zich benadeeld voelt, hebben wij de heer Rurenga nog een keer telefonisch geattendeerd op het feit dat de openbare behan deling zou plaatsvinden. Niet vorige week woensdag, zoals hij zei, maar vorige week dinsdag. Vervolgens is de zaak besproken in de openbare commissievergadering van vorige week. Andermaal heb ik daar gemeld dat het interne onder zoek geen redenen geeft om de voorgenomen verkoop terug te halen De heer Rurenga heeft vervolgens een inbeslagname gevraagd en die is ook verleend, dat is gebruikelijk in dit soort zaken. Dat betekent dat het onroerend goed, waar het hier om gaat, onder beslag ligt. Nu heeft hij aangegeven als grond voor het beslag, dat hem door enige ambtenaren en de Blad 21 Verslag van de raadsvergadering van 18 mei 1998 betreffende wethouders is toegezegd, dat hij het eerste recht van koop zou hebben. Om nu niet al te veel in detail te treden, mag ik u zeggen dat wij in dat interne onderzoek hebben geconstateerd dat de ambtenaren en politici, die door de heer Rurenga genoemd werden, geen enkele toezegging hebben gedaan, dan wel verklaren in het geheel niet met de heer Rurenga gesproken te hebben. Deze verklaringen zijn ook op schrift gesteld en ondertekend. Wij hebben vervolgens geconstateerd dat, ondanks het feit dat er beslag is gelegd, er geen redenen voor de raad aan wezig zijn volgens het college om de voorgenomen verkoop niet vanavond te bekrachtigen. Het enige dat nu zou moeten gebeuren is, dat als de raad deze verkoop wil bekrachtigen, zoals wij voorstellen, de raad daarbij impliciet bekrach tigt dat de overdracht van het onroerend goed pas zal plaatsvinden als het beslag er af is. Het college zal dus de noodzakelijke maatregelen nemen om dat te realiseren. Wij hebben de keus uit een kort geding, dan wel een proce dure op verkort regime, zoals dat heet, dat duurt iets lan ger, is iets uitgebreider. Wij hebben gedacht om eerst maar even deze raadsbehandeling af te wachten en dan ter zake onze gedachte op te maken. Dat is mijn toelichting vooraf. De heer DrewelBij de commissiebehandeling hebben wij hier al uitvoerig over gesproken. Wij hebben toen ook de infor matie van de portefeuillehouder gekregen. De CDA-fractie is van mening dat het besluit in juridische zin de toets der kritiek kan doorstaan. De communicatie in het gehele voor traject, dat is toch wel een beetje duidelijk geworden, verdient misschien niet op alle punten de schoonheidsprijs. Wij zijn blij met de toezegging van de wethouder, gedaan in de commissievergadering, dat er direct na de zomer spelre gels zullen worden geformuleerd, regels die wellicht mis verstanden bij die dienst zullen voorkomen en regels die helderheid verschaffen hoe om te gaan bij de verkoop, de condities met betrekking tot de stemming, de prijs, in de toekomst Wij stemmen dus in met dit voorstel. De heer Ten Hoeve: In de commissie hebben wij met name op merkingen gemaakt over het zakelijk handelen van het Grond bedrijf, de wethouder is daar ook op ingegaan. Dat was de reden dat wij een voorbehoud gemaakt hebben om opnieuw fractieberaad hierover te plegen. Nu is ons standpunt dat wij in deze situatie instemmen met de verkoop. Wij hebben daarvoor twee redenen. De potentiële koper mag van bepaald handelen niet de dupe worden, die staat eigenlijk buiten wat er de laatste tijd aan de orde is geweest. Daarnaast heeft de wethouder hele duidelijke en concrete toezeggingen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 11