Blad 94 Verslag van de raadsvergadering van 25 mei 1998 Wij zullen tegen motie nr. 11 van de SP-fractie stemmen over alarmering. De heer Den Oudsten weth.)Ik wil allereerst ingaan op de opmerking van de heer KrolHij zegt dat de Perspectiefnota er is om richting aan te geven en niet om dekking aan te geven. Ik overdrijf het een beetje, het is wat genuanceer der. Maar het richting aangeven heeft hij wel gezegd en dat het niet strikt noodzakelijk is om daarbij ook tot in de tail de dekkingen te regelen. Ik moet hem teleurstellen. Ook een meerjarenbegroting moet sluitend zijn. Dus waar wij ergens een gat schieten, moet ergens anders weer wat worden opgehoest. Dat betekent dus dat zelfs al kun je je hier veroorloven om een dekking over vier jaar uit te spreken, bij wijze van spreken, ook hier haarscherp het principe op gaat dat waar een gat in deze begroting wordt geschoten, behoort ook een dekking gevonden te worden. Wij hebben nu het geluk dat wij in een situatie zitten dat de positieve saldi onder de rijtjes die u in de meerjarennota ook bent tegengekomen, zodanig zijn dat het niet een echt gat is, alleen dat het saldo iets lager wordt voor de bedragen die wij niet onmiddellijk van een dekking voorzien. Maar ook hier behoort het principe te gelden dat die dekking gewoon in orde moet zijn. Anders zijn wij trouwens ook niet solide bezig en dat willen wij met elkaar. Wij hebben bovendien afgesproken dat wij wat voorzichtiger omgaan met de per spectivische vertekening dan in het verleden wel eens het geval was en dat wij wat helder onderscheiden maken tussen structureel en incidenteel en nog een aantal van dat soort zaken. Ik denk dat het goed is dat wij ons aan die afspra ken houden De heer Jacobse zegt dan vervolgens dat de beste manier om te dekken is om ergens anders te bezuinigen. Daar heeft hij volkomen gelijk in, dat is natuurlijk waar. In die zin heb ben wij het vandaag natuurlijk toch iets gemakkelijker dan in de afgelopen jaren. Dat kielhalen zat er in de afgelopen jaren niet bij en nu ook niet, maar het is wel zo dat het in beginsel zo hoort te zijn dat als je ergens nieuw beleid inzet, dat je daar ook oud beleid voor opoffert. Dat is ook een systematiek waarvan wij zelf zeggen dat wij die kant op willen en dat ook in de afgelopen jaren al in praktijk heb ben gebracht. Dat principe zou de raad ook niet moeten los laten, al was het alleen maar om ons scherp te houden. In die zin zou ik een voorstel willen doen. Mevrouw Waanders heeft gezegd ten aanzien de motie die zij dit graag helemaal overeind wil houden, college doe nu maar een keer wat terug, dus geef jullie nu voor die laatste drie jaarschijven de dekking aan. Dat zullen wij ook doen. Ik zeg u toe dat wij dat bij de begrotingsbehandeling ook zullen neerleggen. De kans is ook reëel dat wij onze eigen uitgangspunten in dit verband niet verloochenen, dus dat Blad 95 Verslag van de raadsvergadering van 25 mei 1998 wij u ook een vorm van een inruil voorstellen. Maar dat moeten wij nog even goed en zorgvuldig bekijken. Het overzicht van de afschrijvingen komt bij de begrotings behandeling. Wij zullen de raad nog dit najaar voorleggen op welke manier wij met de stand van de algemene reserve omgaan. Een aantal concrete bedragen zullen wij invullen ten aanzien van de grote clusters die nu pm geraamd zijn. Dat betekent dat dit niet kan ontbreken, omdat je dan het overzicht niet compleet hebt. Dus dat zal gebeuren. Verder heb ik de keuze gemaakt voor Onvoorzien in relatie tot de keuze die een aantal van u hebben gemaakt voor de algemene reserve. In die relatie moet u het zien. Als u zegt dat je dan eigenlijk komt in de situatie dat je de lucht uit je begroting haalt, dan klopt dat ook, dat is waar. Die posten worden dus lager, tegelijkertijd als je een calamiteit hebt, heb je natuurlijk toch als overloop je algemene reserve. Je moet het ook niet teveel doen. Ik denk dat ik voldoende heb uitgelegd op welke manier het college hier mee omgaat. De ruimte die wij nu hebben is voldoende om verantwoord er nog een aantal zaken uit te halen. De heer Jacobse heeft overigens gelijk als hij zegt dat hij doelt op de liquiditeitspositie en hoe arm of hoe rijk wij zijn dat weet hij niet precies, omdat een aantal andere ge gevens niet helder zijn. Dat is ook een punt dat wij alle maal zo voelen. Wij hebben toch nog op een aantal dingen onvoldoende echt goed greep. Dan gaat het bijvoorbeeld om het bezit van de gemeente en de waardebepaling daarvan, al lerlei zaken om precies aan te kunnen geven hoe het daar nu precies mee zit. Het enige wat ik daar tegenover heb gezegd is dat wij in ieder geval nu zeker weten dat wij er nu be ter voorstaan dan een aantal jaren geleden. Dat is natuur lijk mooi. Dan is het goed om nog iets te zeggen in de richting van de heer De Jong over het Groenfonds. Als er aanleiding toe is om bij ruimtelijke invullingen uit het Groenfonds te putten - ik zal nog eens precies op een rijtje zetten aan watvoor criteria dat moet voldoen, dat weet ik zo uit mijn hoofd niet - dan zullen wij dat zeker doen. (De heer P. de Jong: Mijn fractie bedoelt iets heel anders. Wij hebben deze op tie ook onder ogen gezien met een Groenfondsdat je bij voorbeeld bij groenprojecten in Hempens-Teems gebruik zou kunnen maken van groene leningen. Als je kijkt naar de li quiditeitspositie van onze gemeente denk ik dat dit op dit ogenblik wat minder interessant is. Wat wij bedoelen is dat bekend is dat er vanuit het fonds Spaarloonregelingen, uit de verervingen onder de burgers, heel veel geld beschikbaar gaat komen de komende jaren. Het zou mogelijk moeten zijn via een groenfonds dat je in deze gemeente zou oprichten, waar betrokkenheid van deze gemeente bij mogelijk zou zijn,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 48