Blad 26
Verslag van de raadsvergadering van 29 juni en 6 juli 1998
moet je je afvragen in hoeverre je mag inbreken in de per
soonlijke levenssfeer. Je vraagt je dan af hoe je de gezin
nen selecteert. Worden er criteria gesteld per leerling of
per zogenaamde achterstandsleerling en hoe bepaal je dat?
Ik moet zeggen dat daar bar weinig aandacht aan gegeven
wordt. In de commissie heeft de wethouder gezegd dat wij in
de toekomst één en ander kunnen bijstellen. Dat lijkt mij
vanzelfsprekend, want er is zo weinig concreet dat wij
f 142.000,- voor drie jaar knap veel vinden, als je niet
eens weet wat ermee gaat gebeuren.
Ik heb in de commissie begrepen dat de raad betrokken wordt
bij de evaluatie, maar in de raadsbrief staat dat wij de
evaluatie delegeren aan het college. Hoe zit dit, want als
dat het geval is, dan valt er door ons in ieder geval niets
bij te stellen.
Ik zou de wethouder er toch op willen wijzen dat men in
Alphen een speciale aanpak heeft, daar gaat men de jeugd
heel intensief begeleiden en dan gaat het voornamelijk om
jeugd die wat lastig is. Ik heb daar een knipsel van. Ik
wou daar graag de aandacht op vestigen. Misschien dat dat
ook iets is wat voor Leeuwarden gunstig is.
De heer P. de Jong: Met deze nota voldoet het gemeentebe
stuur aan de verplichting om voor 1 augustus van dit jaar
een nota te hebben over het Onderwijsachterstandenplan. Ik
heb in de commissie gezegd - en ik herhaal dat vanavond nog
een keer - dat het wat mij betreft een goede nota is. Wij
hebben in de commissie ook terecht de discussie gevoerd dat
het aantal zaken zal moeten worden aangescherpt, geconcre
tiseerd. Dit is het eerste begin. Mijn fractie is verheugd
over het feit dat bij de voorbereiding van deze nota en het
totstandkomen van deze nota, zeer uitgebreid het veld ge
consulteerd is, dat mensen uit de praktijk daarbij een hele
gewichtige rol hebben gespeeld en de schoolbesturen daarbij
betrokken zijn.
Als wij kijken naar de vormgeving van het lokale onderwijs
beleid in zijn algemeenheid dan gaat het op dit moment nog
niet om het vrijmaken van extra middelen, het gaat vooral
over het herschikken van middelen, middelen anders inzet
ten
Wat de D66-fractie betreft zouden wij toch graag in de
tweede helft van deze raadsperiode nog eens nadrukkelijk
van het college willen vernemen hoe de stand van zaken nu
is, wat voor idee het college daarbij heeft, wanneer wij
hier echt lokaal onderwijsbeleid gaan voeren. Of blijf je
nu met deze herschikking van middelen toch een beetje
'dweilen met de kraan open'? Ik wil toch graag dat het col
lege in de tweede helft van deze periode daar nader op te
rug komt. Dan kun je wat mijn fractie betreft nog eens een
Blad 27
Verslag van de raadsvergadering van 29 juni en 6 juli 1998
uitstekende nut- en noodzaakdiscussie voeren omtrent de in
zet van eventueel meer middelen voor het echte lokale on
derwijsbeleid
De opmerkingen die gemaakt zijn door andere sprekers ten
aanzien van de betrokkenheid van de raad bij de evaluatie
ondersteunt de D66-fractie.
De heer Boorsma: Het plan Goal is een leuke opzet, helaas
een beetje theoretisch. Wij zien concrete maatregelen dan
ook met veel interesse tegemoet.
Waar wij wel een beetje mee zitten, is dat wij vinden dat
er wat een eenzijdige benadering is van de oplossing van de
belemmering en de omvang van problemen van gezinnen met een
lage SES-score. Deze richt zich volgens het rapport name
lijk vooral op opvoedingsondersteuning. Onzes inziens zou
een verbetering van de sociale economische positie minstens
zo belangrijk zijn. Wij vragen ons af waarom dan toch is
gekozen voor die insteek. In de commissie heb ik dit ook al
gevraagd, toen had ik het idee dat de wethouder niet echt
een duidelijk antwoord kon geven. Ik hoop dat hij dit nu
wel kan
Ten derde het punt dat al vaker aangehaald is
De evaluatie van het plan GOAL wordt gedelegeerd aan het
College van B. en W.aldus punt 3 van het besluit. De con
clusies over de voortgang van het beleid zullen worden
voorgelegd aan de Commissie Welzijn, waarna het plan GOAL
eventueel kan worden bijgesteld, zo lezen wij verder. Wij
zouden graag zien dat wij ook inzicht krijgen in de ver
slaglegging en niet alleen in de conclusies. Is hier in na
volging van andere partijen iets over te zeggen?
Mevrouw T. de Haan: Als wij lezen over het monitorensysteem
dat men zich nu voorstelt, missen wij toch meer preventieve
maatregelen dan die wie nu aan de orde komen. Als je pagina
16 neemt, dan wordt daar onder andere bij de problemen ge
meld bij gezinnen, eenoudergezinnen en geringe inkomen en
bij de omgeving, weinig sociale steun en sociaal isolement
en maatschappelijke achtergrond. De compenserende factoren
zijn volgens ons niet allemaal wat ze lijken en soms erg
moeilijk uit te voeren. Stressfactoren die hierbij horen
kunnen volgens ons eerder gesignaleerd worden door ook an
dere instellingen bij de monitoring te betrekken, wat ook
ten goede komt aan de vroege signalering van problemen bij
kinderen op school. Te denken valt bijvoorbeeld aan de ver
huurder of bijvoorbeeld het energiebedrijf. Als mensen twee
maanden achterstand hebben van betaling zijn er meestal
problemen, die zeer zeker van invloed zijn op de kinderen.
Men zou afspraken moeten maken met instellingen als deze,