Blad 60 Verslag van de begrotingsvergadering van 2 november 1998 zijn akkoord gegaan met dit onderzoek in de trant van wie zijn wij om de Grontmij te beletten een onderzoek te doen in of nabij LeeuwardenZonder dat we daarmee gezegd hebben, dan gaan wij vervolgens vergel ij ken wat de beste oplossing is. Ik begrijp van de wethouder dat het zijn intentie is om het Grontmij onderzoek zometeen te bespreken in de trant van dat het toch mogelijk is in de buurt van Schenkenschans dat baggerdepot neer te leggen. Mat wij nu zeggen is, klip en klaar en duidelijkakkoord met het onderzoekwant wie zijn wij om iemand dat te belettenmaar vervolgens is de opstel ling van onze fractie: niet bij SchenkenschansIk denk dat de D66-fractie dat ook zegt. Ik zou graag willen of de wet houder zelf, nu namens het college, zegt wat hij nou precies bedoelt met het onderzoek van de Grontmij en wat hij voor problemen heeft met deze motie. Mant ik snap het nog niet) (De heer P. de Jong: Dat is precies wat wij gezegd hebben. De status die gegeven wordt aan het onderzoek van de Gront mij, daar heb ik ook naar verwezende inbreng van de heer Krol is wat dat betreft volstrekt helder)(De heer: Jacob- se: Overigens komt dit allemaal uit de besloten commissie vergadering) (De VoorzitterIk zou u voor willen stellen dit onderwerp af te ronden. Ik wil er niet al te flauw over doen maar we hebben samen met fractievoorzitters afgesproken dat wij de begrotingsbehandeling niet vergezeld zouden doen gaan van algemene beschouwingen en onderwerpen van allerlei aard. Dit onderwerpmet alle respect, ik vind het prima dat we het behandelenheeft op zichzelf met de begroting natuurlijk niet zoveel te maken. Ik vind het prima dat de heer De Jong de motie neerlegtIk vind het ook prima dat die motie wordt besproken. Maar niet in vierde en vijfde termijn. Dus als de heer Brinks zijn betoog afrondt, in tweede termijn, dan gaan we daarna gewoon stemmen en dan kijken we hoe het valt.) (De heer P. de Jong: Ik heb toch behoefte om nu even te rea geren. Als er één persoon geweest is die geen algemene be schouwingen heeft gegeven over de hele begroting, dan zijn wij dat geweest. Mij hebben geprobeerd ons aan de spreektijd te houden. Me hebben er één onderwerp uitgelichtwaarvan wij denken dat dit zich juist leent voor bespreking nu, omdat het een vervolg is van de Perspectiefnotadiscussie Daar spreken wij over.) (De Voorzitter: Natuurlijk de be spreking hier vindt terecht plaats volgens de methode zoals we dat altijd doen, alleen we zijn nu inmiddels zo ver in de interruptiesfeer belandt, dat het op extra termijnen lijkt. Daar wou ik een eind aan maken) Eigenlijk ben ik wel klaar met mijn beantwoording ten aan zien van de motie. Waarom ben ik daar klaar mee? Omdat ik op dit moment niet kan voorleggen wat de verschillende moge lijkheden en onmogelijkheden zijn. In de richting van de heer Krol, als hij in december 1997 had gezegd, klip en klaar, wij zijn tegen elk baggerslibver- werkingsdepot op Schenkenschans en dat was een meerderheid Blad 61 Verslag van de begrotingsvergadering van 2 november 1998 in de toenmalige commissie geweest, dan hadden we tegen Grontmij gezegd, moet je luisteren jongens, als jullie gaan onderzoeken dan is het trekken aan een dood paard. Daarom hebben we namelijk ook het verhaal in de commissie gebracht om tegen Grontmij te kunnen zeggen, moet je eens luisteren, er wordt niet op voorhand nee tegen gezegd, er is één frac tie geweest die op voorhand nee zei tegen een bagger- slibverwerkingsdepot op Schenkenschans. (De heer Jacobse: Ook dat was onjuist, er waren meerdere partijen.) (De heer Krol: Het is mij duidelijk waar u staat (De heer Sluiter: Het probleem dat ik heb met de motie van de D66-fractie is dat ik die veronderstelde notitie van 1997 over De Mierde niet ken. Dat lijkt mij dus een voorwaarde als dat zo'n belangrijke notitie is, voor besluitvorming om die motie te kennen. Misschien is het een uitvlucht, of een uitweg, liever gezegd, om de wethouder te vragen die notitie aan de raad of aan de Commissie Stadsontwikkeling in ieder geval ter beschikking te stellen en daar ter bespreking op te voeren en dan via de raad terug te laten komen, om dan op zo spoedig mogelijke een beslissing te kunnen nemen over die motie. Misschien kan die motie tot dat moment aangehouden worden De Voorzitter; Ik denk dat wij nu toch de dingen die helder zijn ook helder moeten houden. 1. We hebben vorig jaar inderdaad in de commissie in beslo tenheid het aftasten gehad rondom dat onderzoek. Daar is een situatie uitgekomen waaraan de Grontmij geen enkel recht kan ontlenen. Dus ik draai het even om en daarmee heeft ook de heer Brinks gelijk. 2. Binnen enige maanden, we schatten binnen drie maanden, komt dat onderzoek op tafel te liggen. Dat zal ook onder legger worden voor een discussie in de commissie. Daar zal de raad uiteindelijk een besluit nemen over of wij hiermee doorgaan of niet. Dan zal ook de politieke hel derheid komen op welke wijze wij uiteindelijk ook in de toekomst aankijken tegen baggerslibdepots op plekken die nu onderzocht worden. De uitkomsten van dit onderzoek kennen wij natuurlijk niet. Dus het kan best zijn dat er helemaal geen enkele aanleiding toe is. Het gaat nu even om de procedurele situatie, zoals die op dit moment ligt. Nu dient de D66-fractie een motie in over een aspect rondom De Wierde en daar reageren wij nu op in het licht van de situatie, zoals die er nu ligt. Ik denk dat alle aspecten rondom dit geheel nu genoegzaam op tafel zijn geweest Als u nu nog een keertje over dit onderwerp wilt spreken, stel ik voor dat u nu een ordevoorstel doet om het onderwerp er uit te lichten en zo meteen nog een keer opnieuw aan de orde te stellen, dan maken we er gewoon een aantal extra termijnen van. Ik heb eindeloos geduld en tijd, maar het lijkt mij niet nuttig, in alle eerlijkheid.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 31