Blad 14 Verslag van de begrotingsvergadering van 2 november 1998 hand van modellen en concept-voorbeelden. Wij vragen aan het college hoe zij daarover denkt. Bij de behandeling van de Perspectiefnota hebben wij gewezen op het feit dat de gevolgen van het dalende aantal uitke ringsgerechtigden niet volledig in de begroting waren ver werkt De meevallende kosten van het gemeentelijk aandeel in de uitvoering van de Bijstandswet waren wèl geraamd, maar de eveneens hieruit voortvloeiende lagere algemene uitkering van het Gemeentefonds was niet geraamd. Perspectief ging voor 1999 uit van 6336 uitkeringsgerechtigden. De begroting gaat thans uit van 6023 uitkeringsgerechtigden. De gemelde tegenvaller van f 1.8 miljoen wordt veroorzaakt door deze daling èn door het feit dat landelijk de peildatum - na een periode van bevriezing - is bepaald op het gemiddelde van de jaren '95, '96 en '97. Naar verwachting zal de peildatum thans een voortschrijdend karakter gaan krijgen. Uit de Tussenrapportage van de eerste helft van 1998 blijkt op bladzijde 7 dat er nu al wordt uitgegaan van veel lagere aantallen uitkeringsgerechtigden voor het jaar 1998 (gemid delden van 5164 worden genoemd)Is het zo dat de aanname voor de begroting 1999 op dit punt al helemaal achterhaald is? Kan het college aangeven of deze lagere aantallen uitke ringsgerechtigden voor 1998 en 1999 gevolgen hebben voor de begroting en het meerjarenperspectief en van welk aantal uitkeringsgerechtigden de begroting voor 1999 thans feite lijk uit zou moeten gaan? In de commissie is verder aangegeven dat er in het meer jarenperspectief geen rekening is gehouden met een verdere daling beneden de 6000 uitkeringsgerechtigden. De opbrengst van een verdere daling wordt echter al wel aangewend om de herstructurering van Sociale Zaken te dekken. Wij blijven dit inconsequent vinden. Organisatorische aanpassingen - hoe noodzakelijk ook - moeten concernbreed worden bekeken, onaf hankelijk van de vraag of zo'n onderdeel geld kost of geld genereert. In dit geval is het dan nog zo dat de gemeente hier een fors financieel risico loopt en dat de taakstelling - te weten een daling van het aantal uitkeringsgerech tigden - blijkbaar al is gerealiseerd. Doorredenerend op de dekkingsfilosofie zou je ook kunnen zeggen: "we houden het geld in onze zak, want het product ligt er al". Is het college met ons van mening dat deze wijze van dekking voor dit soort doeleinden een éénmalig karakter moet hebben, omdat er anders juist weer risico's en onzekerheden worden ingebouwd, terwijl er juist tegelijkertijd naar wordt ge streefd om dit soort effecten uit te bannen en een realis tisch ramingsniveau te realiseren en te handhaven. De verschillende voorstellen leiden er toe dat de reserve beneden de f 15 miljoen zakt. Op zich is dat aanvaardbaar, want enerzijds is dat een gevolg van een verzoek van de raad zelf ten aanzien van de Wvg-reserve en anderzijds is dit een Blad 15 Verslag van de begrotingsvergadering van 2 november 1998 gevolg van het realiseren van structurele ruimte middels het afboeken van de immateriële activa. Toch hechten wij aan de bandbreedte van f 15 miljoen die in het Bestuursprogramma is afgesproken. Deze financiële buffer zou indien mogelijk te allen tijde gehandhaafd moeten worden. De storting in het Stedelijk Investerings- en Ontwikkelingsfonds zou onzes in ziens zodanig kunnen worden verlaagd dat de bandbreedte van f 15 miljoen blijft gehandhaafd. Deelt het college deze me ning? Er is ook gevraagd naar bestedingscriteria voor het Stede lijk Investerings- en Ontwikkelingsfondsfonds. Er zullen in het kader van de verschillende bestedingsmogelijkheden keu zes moeten worden gemaakt, waarbij de VVD-fractie vindt dat onderhoud niet uit dit fonds betaald zou moeten worden. Ik merk terzijde op dat het weer vooruitschuiven van de discus sie over het onderhoud, wat nu al enkele jaren speelt, zo langzamerhand een beschamende vertoning begint te worden. Voor wat betreft zaken die wèl uit het Ontwikkelings- en In- vestingsfonds betaald zouden moeten worden denken wij aan het volgende. De afgelopen weken hebben de kranten bol ge staan van de uitwerking van het Langman-akkoord en de vast stelling van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Trans port van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Nu de kruitdampen enigszins zijn opgetrokken hoeft het noorden zich over het bereikte resultaat niet te schamen. Ten op zichte van het zuiden en oosten van het land is er goed ge scoord, hoewel meteen erkend moet worden dat er ten opzichte van het Langman-akkoord wel is ingeleverd. Voor Leeuwarden is het van cruciaal belang dat de verdubbe ling van het resterende gedeelte van de Waldwei recht over eind is gebleven en de komende jaren in uitvoering zal wor den genomen. Het wegenbouwproject dat daarop aan moet slui ten, te weten de Haak om Leeuwarden, is in het Meerjaren programma opgenomen in de verkennings- en studiefase. De VVD-fractie vindt het van groot belang dat onze gemeente er alles aan doet om dit project gerealiseerd te krijgen, ook als dat inhoudt dat er aan risicovolle voorfinanciering moet worden gedaan óf als er onderzoeken en tracéstudies uit ei gen zak zouden moeten worden betaald. Kan het college aangeven wat op dit moment de stand van za ken is van dit majeure project? Wat houdt die verkennings fase feitelijk in? Deelt het college onze mening ten aanzien van de absolute topprioriteit van dit project? Zijn er kan sen om de uitvoering van dit project in de tijd naar voren te halen? Graag de stand van zaken. In het regeerakkoord staat vermeld dat er in de Randstad be gonnen zal worden met het specifiek belasten van spitsver- keer. Dat betekent een trendbreuk met het verleden waarbij investeringen in de infrastructuur in de Randstad altijd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 8