Blad 52 Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1998 inkomen zit. Het is positief dat er ook lokaal over wordt nagedacht. Immers, het gemeentebestuur heeft de zorg voor haar inwoners. Natuurlijk kun je daar een verhaal over op hangen dat dat allemaal rijksbeleid is, maar wij vinden het een goede zaak dat daar ook in de gemeente over wordt nage dacht De kadernota kortingsregeling minima Leeuwarden is een aan zet tot bevordering van maatschappelijke participatie en het voorkomen van een sociaal isolement. Toch vinden wij dat er wel wat op de regeling is aan te merken. Eigenlijk is het oude wijn in nieuwe zakken. Dat is ook meermalen ge noemd vanavond. Dan kunnen wij verwijzen naar het Fonds maatschappelijke activiteiten. In de commissie hebben wij al aangegeven dat de plannen wat ons betreft niet ver genoeg gaan. Maatschappelijke partici patie en het voorkomen van sociaal isolement is een goed streven, want voor alles moet worden voorkomen, dat mensen vervreemd raken van dingen waar je normaal gesproken eigen lijk aan mee zou willen doen. Deelnemen aan een sportclub, maar ook aan andere verenigingen, waar je een bijdrage aan zou kunnen leveren. Maar het is de vraag of degene die moeizaam de eindjes aan elkaar kan knopen, denkt aan deel nemen aan het verenigingsleven. Rondkomen staat voorop, dat blijkt ook uit de contacten die wij gehad hebben met ver schillende organisaties. Vanuit deze wetenschap heeft de CDA-fractie in de commissie voorgesteld niet een declara tieregeling vast te stellen, maar aan de doelgroepen een uitkering ineens te geven. Het staat betrokkenen dan vrij dit te besteden aan boodschappen of aan een lidmaatschap, eigenlijk kunnen zij gewoon dat bedrag vrij besteden. In de commissie hebben wij daarbij nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de inwoners van de gemeente met een inkomen net boven het minimum. Wij hebben daarbij ook verwezen naar het Be- stuursprogramma, waarin de relatie tot het minimabeleid wordt aangekondigd, dat voor de zomervakantie 1998 aan de raad een onderzoeksvoorstel zal worden gedaan naar de ar moedeval. Op dit punt hebben wij de wethouder in de commis sie ondervraagd. Zijn antwoord was voor ons onbevredigend. Hij heeft gezegd dat hij wel eens een paar gevallen naast elkaar zou kunnen zetten. Dat is wat ons betreft bij lange na niet voldoende. Al met al hebben wij in de commissie de balans opgemaakt en aangegeven tegen het voorstel van het college te zijn, dat tegen de achtergrond dat datgene wat het meest tegemoet komt aan de wensen van de betrokken mensen, een uitkering ineens zou zijn en dat ook daadwerkelijk de mensen helpt. In de tijd tussen de commissievergadering en de raadsverga dering is er contact geweest tussen de collegepartijen en dit heeft geresulteerd in een gezamenlijke motie die door de PvdA-fractie is ingediend. De CDA-fractie heeft deze mo tie mede-ondertekend en daar zijn een aantal redenen voor. Blad 53 Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1998 Er is in de raad geen meerderheid voor een uitkering ineens aan de minima. Voor de behandeling van de Perspectiefnota 1999 komt er een duidelijk plan hoe de minima geholpen kun nen worden. En, zij het veel later, komt er, als wij de mo tie aannemen als raad, een onderzoek naar de gevolgen van de armoedeval. Dat is voor ons een heel belangrijk punt. Voor de definitieve regeling wordt het vouchersysteem nader uitgewerkt en beoordeeld op consequenties. Ook dat vinden wij een goede zaak. Verder kan de tijd tot Perspectiefnota worden benut om te kijken of het percentage van 105% ook in relatie tot de armoedeval zou kunnen worden opgetrokken. Bij de behandeling van de Perspectiefnota zullen wij ons opnieuw beraden over deze regeling. Heel belangrijk is, dat de kosten van de regeling zo laag mogelijk worden gehouden en dat uiteindelijk een zo groot mogelijk bedrag tegemoet komt aan de minima. Ten aanzien van de motie van PAL/GL-fractie en de SP- fractie wil ik opmerken, dat ik deze motie een beetje vreemd vind, omdat daarmee eigenlijk een voorschot wordt genomen op het onderzoek, zoals dat in de motie wordt ge steld van de collegepartijen. De heer P. de Jong: Toen de heer Krol riep dat collegepar tijen maar even met elkaar moesten praten, dacht ik onwil lekeurig even terug aan de opmerkingen van dezelfde frac tievoorzitter van het CDA, die vaak riep dat de hele raad ergens bij betrokken moest zijn. Ik herinner mij dat nog en dat kwam toevallig bij mij op vanavond. Maar ik vind het jammer dat vaak met verwijzing naar bestuurscultuur de niet-collegepartijen hier niet bij betrokken zijn. Ik kan dus alleen maar gissen wat er achter gesloten deuren ge beurt en ik heb daar ook wel een opvatting over. Blijkbaar moest PAL/GL de oren worden gewassen. Ik denk dat dat ge beurd is. Ik kom op de materie voorzitter, want daar gaat het ons uiteindelijk om. Wij hebben breeduit in de commissie in het verleden onze opvatting gegeven over wat er gebeurd is en wat er moest gebeuren ten aanzien van deze kortingsregeling en ten aan zien van de pas. Het heeft niet zoveel zin om die discussie nog een keer terug te halen. Ik heb in de commissie gezegd dat wij ons kunnen vinden in de richting die het college nu neerlegt, een aantal valkuilen is er inderdaad, dat ben ik met het college eens, uit gehaald. Er blijft natuurlijk, hoe je het wendt of keert, een stukje spanning zitten tus sen wat aan de ene kant de enabling-theorie wordt genoemd en aan de andere kant de betutteling, ook daar schrijft het college zelf iets over in dit voorstel. Het college zegt: gij zult participeren. Dan moet u zich toch nog eens afvra gen in hoeverre dat enabling is. Die discussie voeren wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1998 | | pagina 27