Blad 8
Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1998
(Mevrouw Inberg: Dat begrijp ik wel. Maar even voor de goe
de orde, het kan dus zo zijn dat een bouwvergunning wordt
afgegeven en dat wij daarna het bouwplan gaan beoordelen?)
Of dat kan, weet ik niet. Ik heb de procedure niet helemaal
in mijn hoofd hoe dat nou precies in de tijd loopt. Daar
kan ik u overigens wel over informeren. Het gaat er hier om
dat u het college machtigt om iets te doen, waarvan het
college zegt dat datgene wat we doen wij sowieso nog in de
commissie aan de orde stellen. Als u zegt, ik wil precies
weten wanneer jullie straks die bouwvergunning afgeven, die
procedure heb ik niet of die planning heb ik niet in mijn
hoofd, dat kan ik nu niet zeggen. Dat kan ik morgen wel
zeggen, want die is wel ergens, maar dat weet ik niet.
(Mevrouw Inberg: Dan wachten wij het antwoord af of u in
derdaad de vergunning niet af gaat geven, voordat wij het
bouwplan behandeld hebben)
Ik constateer overigens dat de opvatting van mevrouw Inberg
niet gedeeld wordt door de meerderheid van de raad.
(Mevrouw Inberg: Als ik daar nog even op mag ingaan. Op de
informatieavond waren ook niet alle raadsleden aanwezig en
het omgevingsplan had toch een dermate grote invloed van de
Averotoren te verwachten. Ne hebben daar allemaal van die
ovale grasveldjes gezien en monumentale bomen moesten daar
geplant worden. Ik vind het vervelend om daar nu op in te
gaan, maar ik word gevraagd waarom wij daar überhaupt nog
over zouden willen praten
De heer Van Mourik: Het lijkt mij zinvol om op dit moment
te constateren dat het volgens mij niet een vijfde van het
aantal leden van de gemeenteraad instemt met het verzoek
van de D66-fractie en daarmee het college gemachtigd is om
deze artikel 19 procedure te voeren.
De Voorzitter: Dat is ook zo, alleen ik wilde mevrouw In
berg even laten uitspreken. Ik volg deze conclusie.
Sub G, H en I
Deze brief, dit besluit en deze mededeling worden voor ken
nisgeving aangenomen.
Punt 5 (bijlage nr. 191).
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en w.
Blad 9
Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1998
Punt 6. (bijlage nr. 210).
De Voorzitter: Aan de orde is Intentieovereenkomst Wind
Groep BV.
De heer DrewelVoor ons ligt een voorstel om een intentie
overeenkomst te sluiten met de Wind Groep BV, een overeen
komst met als doel de ontwikkelingsmogelijkheden voor de
locatie Bullepolder te onderzoeken. Tegelijk daaraan gekop
peld het voorstel om het koopcontract van de Wind Groep
over te nemen, dat zij op haar beurt gesloten heeft met de
diverse grondeigenaren.
Eerst een procedurele opmerking over dit voorstel en de
gang van zaken.
Dit voorstel komt wel plotseling uit de lucht vallen en dat
hadden wij als fractie niet verwacht. Wij wisten van niets,
wij wisten natuurlijk wat het ruimtelijk beleid van de ge
meente inhield, in 1995 heeft de raad daar immers in de
structuurschets de nodige duidelijkheid over gegeven, name
lijk de strategische ruimtelijke ontwikkeling vindt plaats
in de zuidelijke en zuidwestelijke richting van de stad.
Duidelijke taal, denk je dan en daar houdt iedereen reke
ning mee. En nu dit. Wat zit er achter? Is er sprake van
opportunistisch beleid, gelegenheidspolitiek of is het
voorstel echt gebaseerd op een daadwerkelijk herziene vi
sie? Zie hier de eerste reactie van de CDA-fractie en wij
waren niet de enige, heb ik gemerkt.
Vervolgens duik je in de stukken, je ziet dat er ook een
andere kant aan zit. De gelegenheid doet zich voor om gron
den te verwerven in een aantrekkelijk gebied. Hadden wij de
gebruikelijke procedure gevolgd, dan hadden wij met elkaar
uitvoerig gediscussieerd over de voors en tegens. Als wij
dan uiteindelijk toch besloten zouden hebben de gronden in
dit gebied te verwerven, waren de projectontwikkelaars ons
al lang een slag voor geweest. Zij spinnen er in de regel
garen bij. Wij hebben geleerd van Hempens-Teernswaar de
ontwikkelaars de grondprijzen opdrijven.
In die zin heeft onze fractie geen moeite met de door het
college verrichte handelingen, zoals het sluiten van een
voorlopige intentieovereenkomst, alsmede het voornemen het
gemeentelijk voorkeursrecht op de gronden in dit gebied van
toepassing te verklaren, zoals reeds uit de publicatie in
de Staatscourant van 30 november jl. blijkt. Tegen deze
achtergrond vinden wij dat de gevolgde procedure de toets
der kritiek kan doorstaan, zeker nu de gemeenteraad nog in
alle vrijheid kan beslissen.
Dat wat de procedure betreft.