Blad 12
Verslag van de raadsvergadering van 15 februari 1999
kapitaal van Achmea en de grootheidswaan van BonnemaDat
was zo ongeveer de inhoud die na de vorige raadsbehandeling
in de kranten is verschenen. Iedereen kent wel die mensen
die iets prachtigs krijgen en dat je dan denkt: kreeg ik
dat maar, en die dan heel zuinig gaan reageren, zo van:
nöh, gaat wel. Ik ben daar niet zo dol op. Wij dreigen,
doordat wij voortdurend gedwongen worden ons tot de meest
fijnmazige kritiek te beperken, op alles wat ons gepresen
teerd wordt ons enthousiasme voor goede dingen te verlie
zen. Toch is dat eigenlijk, ik ben er van overtuigd dat
velen dat met mij eens zullen zijn, vooral mijn inspiratie
om met dit soms zo vermoeiende werk bezig te zijn, het
enthousiasme voor goede dingen die er in de stad gebeuren.
Ik vind dit één van de goede ontwikkelingen, in alle op
zichten.
Het zal u niet verbazen dat wij voor de vaststelling van
dit bestemmingsplan zijn.
De heer Jacobse: In de fractie is ook gesproken over de
vraag of er geen te grote ongelijkheid ontstaat. Bij grote
bedrijven kan alles snel, terwijl bij de kleinere zaken,
van kleine particulieren, de indruk - ik zeg met name de
indruk - wel eens bestaat dat het niet zo snel gaat en men
uiterst kritisch is op van alles. Ik heb gezegd, ik geef
het simpel weer. Dat is wellicht waar en wellicht, helaas,
wel een feit. Grote bedrijven kunnen bij een investering
tegenwoordig kiezen uit een groot aantal gemeenten die maar
al te graag deze investeerder en de bijbehorende werkgele
genheid binnenhalen. Historische bindingen spelen bij in
vesteringen een steeds geringere rol. Ook het arbeidspoten
tieel speelt veel minder een rol. Die arbeiders komen wel,
die zijn mobiel genoeg en als zij niet volgen, voor hen
tien anderen. Gemeenten willen werk, werk en werk en zijn
bereid daar veel voor te doen. Dat maakt dat deze bedrijven
ook eisen kunnen stellen en dat doen zij ook. Financieel,
qua bouwlocaties, qua bouwhoogte, qua welzijnseisen en noem
maar op. Wellicht worden gemeenten zelfs tegen elkaar uit
gespeeld, als ik dat zo zou willen noemen. Maar als ergens
een bouwwerk van deze omvang in Fryslan zou moeten komen,
dan hoort dat thuis in een stedelijke omgeving en dan is
Leeuwarden daarvoor de eerst aangewezen plaats om dat te
doen
Mijn fractie wil geen oordeel geven over de vormgeving van
het gebouw, want wat mooi is, is heel subjectief. De één
zal het mooi vinden en de ander niet. Ik constateer dat we
graag werkgelegenheid willen hebben, dat we daar veel voor
bereid zijn te doen en dat betekent dat we ook wel eens
concessies moeten doen aan bedrijven om ze hier te houden.
Dat is niet altijd leuk, maar dat is wel nodig, willen we
Blad 13
Verslag van de raadsvergadering van 15 februari 1999
Leeuwarden houden en maken tot datgene wat we als ambitie
hebben, qua diensten van het Noorden.
De heer Boorsma: Zorgenkindje hier is wat ons betreft over
duidelijk het toenemende verkeer en daarmee gepaard gaande
de parkeerproblemen. De wijkvereniging De Toekomst/Vosse-
parkwijk maakt zich hier terecht zorgen om. De wijk rekent
niet zozeer in termen van parkeernormen of richtlijnen van
VROM en Verkeer en Waterstaat, maar ziet in gedachten meer
auto's komen. Of het toekomstige aantal werknemers van 2300
nu wel of niet gehaald zal worden, de SP-fractie is van
mening dat er sterk moet worden ingezet op het mobiliteits-
managementBovendien dichter bij het begin- en eindpunt
van het openbaar vervoer kun je in dit geval bijna niet
zitten
De hoogte van de toren hangt samen met de groei van de
werkgelegenheid. Voor Leeuwarden natuurlijk uitermate be
langrijk. De SP-fractie vindt dat de hoogte nooit een doel
op zich moet zijn en altijd functioneel moet zijn. Zo'n
toren wordt natuurlijk nooit neergezet als men niet een
dusdanige groei van het aantal arbeidsplaatsen verwacht.
Tot slot zien zij geen bedreiging van het cultureel erfgoed
van de binnenstad. Wij zijn van mening dat dit door de
scherpe afscheiding van het kantorencomplex juist wordt
geaccentueerd
Kortom, wij stemmen in met de plannen.
De heer Van Mourik: De VVD-fractie kan zich vinden in de
voorstellen en wij hebben alle waardering voor de snelheid
waarmee hier gewerkt is.
Ten aanzien van de advisering van Hüs en Hiem zijn wij van
mening dat Hüs en Hiem moet adviseren binnen de stedenbouw
kundige kaders, zoals wij die vaststellen als raad. De
suggestie van mevrouw Inberg om nog een keer naar Hüs en
Hiem toe te gaan met de plannen vind ik een beetje een
omdraaiing van de gang van zaken. Wij stellen de steden
bouwkundige kaders vast en daarbinnen moet Hüs en Hiem tot
advisering overgaan. Als het bouwplan past binnen het be
stemmingsplan, is dat het kader waarbinnen Hüs en Hiem moet
toetsen.
Wij vinden het verder jammer dat de stedenbouwkundige dis
cussie een beetje een persoonlijke discussie wordt, door
kritiek op investeerder en architect. Het hoort een steden
bouwkundige discussie te zijn.
Ik begrijp dat de D66-fractie iemand pas menslievend vindt
als hij regelmatig op de publieke tribune plaatsneemt, om
de parels uit onze mond te horen rollen, dat lijkt mij toch
wel een beetje overdreven.