Blad 8
Verslag van de raadsvergadering van 15 maart 1999
Punt 7 is teruggetrokken.
Punt 8 (bijlage nr. 27).
De Voorzitter: Aan de orde is Kamerverhuurvoorstel tot
wijziging van de Huisvestingsverordening 1996 en de Bouw
verordening 1997 ter regulering van de kamermarkt en ter
bevordering van de veiligheid van kamerbewoners. Voorstel
tot wijziging van de Verordening op de heffing en invorde
ring van rechten.
De heer De Vries: Evenals in de commissie hebben wij dit
plan toegejuicht, het is een goed plan. Wij hebben vastge
steld dat het plan valt en staat met een goed handhavings
beleid. Die vraag is ook gesteld in de commissievergade
ring. Daar mochten wij vernemen dat daar net een begin mee
is gemaakt. Maar het is zo belangrijk, dat wij graag zouden
willen weten wat de stand van zaken op dit moment is van
het handhavingsbeleid rond dit onderwerp.
De heer Boorsma: Ook de SP—fractie vind dit een goede maat
regel, het is een concreet wapen in de strijd tegen de er
gernissen die al zeer lang leven in diverse wijken, bij
voorbeeld de Vegelinbuurtals het gaat om bijvoorbeeld
huisjesmelkerij en illegale kamerverhuur. Maar zoals de
heer De Vries ook al zegt, alleen succesvol indien handha
ving afdoende is. Wij hopen hier zo snel mogelijk meer dui
delijkheid over te krijgen.
De laatste tijd hebben wij ons meermalen gestoord aan het
ontbreken van een goede cijfermatige onderbouwing die be
trekking heeft op de woningmarkt in de breedste zin van het
woord. Wij vinden dat, als wij als raad willen een goed
overwogen besluit te nemen, een must. Wij willen dat de
wethouder hiervoor zorgdraagt. De maatregel kan immers ook
gevolgen hebben voor de stedelijke vernieuwing. Wij vinden
dat het niet zo moet zijn dat wij besluiten op basis van
veronderstellingen en aannames
De heer Roekiman: De PAL/GL-fractie heeft aangegeven ak
koord te gaan met het voorliggende voorstel. Met betrekking
tot de handhaving zijn wij het zeker eens met voorgaande
sprekers. Wij wachten de voorstellen af van de fracties die
dit als pre hebben gesteld in het kader van Perspectief.
De heer Bilker (weth.): Wat in de commissie ook aan de orde
is geweest is natuurlijk de kwestie van de handhaving. Ik
Blad 9
Verslag van de raadsvergadering van 15 maart 1999
heb toen gezegd dat het op dat moment in behandeling was in
b. en w. in het kader van de PerspectiefnotaDe uitzetting
van de middelen ten aanzien van handhaving wordt in de
meerjarenbegroting opgenomen en bij de behandeling van de
Perspectiefnota in mei zal de afweging aan de raad worden
voorgelegd. Dat betekent dus ook dat het voorstel van de
handhaving zelf, dat eventjes tijdelijk was teruggenomen,
dan ook weer aan de commissie en aan de raad zal worden
voorgelegd
De heer Boorsma heeft er nog een vraag aan toegevoegd, die
hij overigens ook in de commissie heeft gesteld, maar nu
wel enigszins verbreedt, over de cijfermatige onderbouwing.
Ik heb in de commissie gezegd dat ik heel diep zou kunnen
graven als het gaat om cijfermatige onderbouwing van het
voorstel zoals dat hier ligt, maar dat dat geen nut heeft,
omdat de markt hierin heel duidelijk is en omdat wij kunnen
vaststellen dat er geen kamertekort is. Dus is het niet no
dig dat er aan de hanh van cijfers het beleid rond huisjes
melkers en illegale kamerverhuur wordt opgesteld. Hij stelt
het nu in een breder kader, hij zegt dat het ook te maken
heeft met de stedelijke vernieuwing - morgen zullen wij
daar in de commissie over spreken - bij het woningbehoef-
tenonderzoek is dat al een paar keer genoemd in het kader
van de herstructurering, daar is heel veel cijfermateriaal.
Voor de zomer komt het concrete voorstel rond stedelijke
vernieuwing, dan zal ook het cijfermateriaal er als onder
legger, als belangrijke informatiebron, bij zijn. Ik denk
dat dat voldoende antwoord is op de vraag van de heer
Boorsma
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van b. en w.
Punt 9 (bijlage nr. 34).
De Voorzitter: Aan de orde is Beschikbaar stellen rijksbij
dragen 1999 voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapten
en het verstrekken van subsidies in de vorm van plaatsings
budgetten
De heer Van Olffen: Ik heb die vraag ook in de commissie
gesteld, maar het college heeft er daar geen direct ant
woord op gegeven. Mijn vraag was namelijk of wij als ge
meente zelf ook gebruik gaan maken van deze regeling, want