Blad 52 Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999 dellange en lange termijnplanningen, hoe abstract dit er voor ons ook uit mag zien. Ik wil dit positieve geluid meteen relativeren door te stellen dat de strategische doe len zo algemeen van aard zijn dat ze op elke gemeente van toepassing kunnen zijn. De laatste jaren luidt het credo in de landelijke politiek steevast: meer markt, minder over heid. De SP ziet dit als een uitholling van een democratie. Het verkleint de speelruimte en de invloed van de overheid. De markt is ongrijpbaar, ondemocratisch en oncontroleer baar. Niet voor niets heeft wethouder Bilker alsmaar pro blemen concreet cijfermateriaal op tafel te leggen als het gaat om hoeveel mensen in Leeuwarden zouden blijven wonen indien er geschikte woonruimte zou zijn. De markt vraagt er om, was dan dikwijls het antwoord. Ondank de zogenaamde linkse meerderheid is het ook in de Leeuwarder politiek merkbaar. Zo zijn aandelen van nutsbedrijven verkocht met als gevolg structureel minder ruimte op de gemeentelijke begroting van honderdduizenden guldens. Ook verschillende gemeentelijke sectoren zijn op afstand gezet, waarbij de wens is uitgesproken dat zogenaamde derden moeten zorgen voor de nodige financiële ondersteuning. Het MOP zet deze trend voort als wordt gesteld dat externe partijen moeten worden uitgedaagd om te investeren in de ontwikkelingsmoge lijkheden van de stad. Als dat ook betekent dat er wederom meer geprivatiseerd en op afstand gezet moet worden, zien wij die ontwikkeling met lede ogen aan. Alleen al voor de burger, voor wie de bestuurlijke helderheid alsmaar af neemt. Projectontwikkelaars, beleggers en financiers zullen in de eerste plaats kijken naar wat in de stad te halen valt, daarna naar wat toe te voegen is aan de stad. Hoe dit zijn beslag moet krijgen is nog onduidelijk. De SP-fractie zal de operationele doelen dan ook vooral beoordelen op de concrete uitwerking in de praktijk. Tegelijkertijd legt het college zich vast op operationele doelen die soms wel en soms niet onze instemming hebben. Sommige doelen zijn al dermate concreet dat de indruk ont staat dat dit al geheel is dicht getimmerd. Dat terwijl be paalde streefcijfers door een veranderende werkelijkheid zo achterhaald kunnen worden. In die zin moeten vraagtekens gezet worden bij het realiteitsgehalte van de cijfers. In de memorie van antwoord wordt al aangegeven dat de operati onele doelen, bijvoorbeeld door beschikbare hoeveelheid middelen, aangepast kunnen worden. Kortom, het college zegt, dit zijn onze operationele doe len, maar wij kunnen ze zo veranderen. Dat is net zoiets als wanneer Cambuur zou zeggen: dit jaar gaan wij voor de middenmoot, maar het kan zo weer degradatievoetbal worden. Mooie doelen stel je dan. Als het college de operationele doelen concreet stelt, met cijfers onderbouwd en voor der den een aandrijvende werking moet hebben, dan dient men de gestelde doelen ook als zodanig te presenteren. Het voert te ver om alle doelen nu te bespreken, maar wij vinden wel Blad 53 Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999 dat het college verantwoordelijkheid dient te nemen voor de doelen die zij zelf gesteld heeft, ook al leggen wij ons als fractie niet vast op bepaalde doelen, aantallen en per centages. Het is immers de keus van het college, niet van ons Nog een paar opmerkingen over dit deel van de Perspectief nota In de commissie hebben wij gepleit voor het opnemen van een bepaalde bezettingsgraad voor winkelpanden in de binnenstad in het kader van leegstand. Hierover lezen wij niets in de memorie van antwoord terug. Gebeurt er nog wat met deze suggestie? Als je de verschillende peilers op een rijtje zet, kom je tot de conclusie dat de sociale peiler relatief veel aan dacht krijgt, terecht naar onze mening. Het is destemeer verbazingwekkend dat deze ruime aandacht voor de sociale peiler niet wordt omgezet in een evenredige honorering van nieuw beleid. Als het college zelf zoveel waarde toekent aan de sociale peiler, niet alleen in deze nota, maar ook in het Bestuursprogrammawaarom zijn dan zo weinig voor stellen van de sociale peiler gehonoreerd? Van de 29 struc tureel en 12 incidenteel genoemde wensen voor nieuw beleid voor de sociale peiler worden er slecht twee structureel en 7 incidenteel gehonoreerd. De randvoorwaarden daarentegen zijn juist meer gehonoreerd. Kijkend naar de operationele doelen van de diverse peilers en de randvoorwaarden vindt de SP-fractie dat het college een te eenzijdige keuze heeft gemaakt. Straks bij de behandeling van de voorstellen voor ombuigingen en nieuw beleid kom ik er op terug. Op 18 januari 1999 heeft deze raad minus de SP-fractie in gestemd met de verlaging van de korting van het raadsgeld. In de toelichting werd destijds gesteld dat de dekking ge vonden moest worden bij Perspectief. In bijlage A. van de nota vinden wij het verwerkt onder Inzettingen en uitkrim- pingen structureel - Concern. Maar de toelichting brengt geen duidelijkheid over de manier waarop dit gedekt is. Was dit aangezien het een maatregel is die door de raad zelf genomen is en dus niet onverwacht kwam, zoals sommige lan delijke maatregelen, niet correcter geweest als dit was toegelicht in de Perspectiefnota zelf in plaats van zijde lings te benoemen in de bijlage? De verhoging is niet opge nomen als nieuw beleid, hier kunnen wij ons iets bij voor stellen, maar op welke manier is er dan wel een dekking voor gevonden? Een ander opvallend aspect van de bijlagen is de diverse taakstellingen die opgelegd zijn, maar die om welke redenen dan ook niet uitgevoerd zijn of kunnen worden. Bij Concern, Algemene Zaken, Stadsbeheer en Stadsontwikke ling vinden wij zo'n niet te realiseren taakstelling. Het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 27