Blad 86 Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999 dat wij daar in de toekomst enige teruggang in zouden moe ten kunnen gaan zien. De GPV/RPF/SGP-fractie snijdt een punt aan met betrekking tot datgene wat we een aantal jaren geleden uitvoerig in deze raad hebben besproken. Dat heeft alles te maken met de amateuristische kunstbeoefening in deze gemeente, waar het college veel waarde aan hecht. Het is één van de pijlers van de thans vigerende Cultuurnota. Het laat zich aanzien dat dat ook in de nieuwe Cultuurnota een belangrijk punt zal zijn. Desalniettemin heeft de raad er toen voor gekozen om de hele subsidiesystematiek met betrekking tot de ama teuristische kunstbeoefening te veranderen. Als u kijkt naar de motie zoals die ingediend door de NLP-fractie - ik kom zo dadelijk op de motie van de heer Stoker - en ik kijk bij het eerste rondje bij het dictum, dan kan ik zeggen dat het college reeds op dit moment daar invulling aan geeft, namelijk via de gelden die wij structureel beschikbaar stellen via de adviesgroep cultuur, dat is een paar ton op jaarbasis, om die amateuristische kunstbeoefening ook fei telijk te ondersteunen. Daarnaast hebben we specifiek voor de amateuristische kunstbeoefening, naast het fonds voor activiteiten, f 50.000,- beschikbaar. Als u kijkt naar de andere punten die u noemt, dan verwijs ik weer naar die mo tie van de NLP-fractie, daar hebben wij in het verleden geen rol gespeeld en ziet het college vooralsnog geen taak voor zich weggelegd. Wij denken dat er andere instrumenten zijn in deze gemeente. Ook de verenigingen zelf zijn ver antwoordelijk op het moment dat zich problemen voordoen om die problemen op te lossen. Als ik specifiek kijk naar de situatie van brassband Looft den Heere, dan heeft men niet alleen een groot tekort, als we het hebben over reeds opgelopen tekorten, maar ook een begrotingstekort. Ik heb vorige week in een gesprek met de brassband gezegd dat men via de gelden die het dorp krijgt van de gemeente, er is een dorpenpot, wellicht zal die pot in de toekomst nog groter worden, in eerste instantie zal moeten gaan vragen of het dorp ook bereid is een bijdrage te leveren. Komt men er allemaal niet uit, dan zien we wel weer. Vooralsnog sta ik niet vooraan om dit probleem op te lossen, ook omdat daar, om met mevrouw Van Ulzen te spre ken, een precedentwerking van uit zou kunnen gaan. De heer Den Oudsten (weth.De meest pregnante vraag kwam van de heer Krol vanmiddag, althans als het ging om mijn portefeuille. Hij zegt: waarom vertrekken er zoveel bedrij ven naar Heerenveen? Ik kan hem daar een eenduidig antwoord op geven: er vertrekken niet zoveel bedrijven naar Heeren veen. Ik denk toch dat het goed is deze kwestie in juiste proporties te zien. Er is natuurlijk hier en daar sprake van, wat ik zelf noem, uitwisseling van werkgelegenheid. Er Blad 87 Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999 zijn bedrijven die komen en bedrijven die gaan. Het zijn ook uitsluitend de bedrijven die besluiten waar zij kunnen gaan zitten. Dat er in de afgelopen periode hier en daar een bedrijf is vertrokken naar een zuidelijker gelegen lo catie, of dat nu Heerenveen is of Drachten of nog verder zuidelijk, Meppel ligt ook aan de horizon, dat is toch in een stad waar een vorm van economische dynamiek is, vrij logisch dat dit af en toe gebeurt. Dat laat onverlet dat de economische situatie voor Leeuwarden zo is, in vergelijking met die andere gebieden, dat wij nog steeds de grootste ba- nenmotor van Friesland zijn. Dat er dus nog heel veel banen bij komen. Dat er hier fantastische ontwikkelingen zijn waar die werkgelegenheid door groeit. Wij denken dat die positie voor de komende periode niet heel erg in gevaar komt. Maar wij moeten wel op ons tellen passen. In die zin is een waarschuwing op zichzelf, denk ik, terecht. Dan kom je op de beleidsvraag, die hebben we al eens eerder in de commissie aan de orde gehad, waar zet je nu wel en waar zet nu je niet je geld op in. Ik heb goed verstaan wat de heer Krol heeft gezegd: is het niet zo dat het college, binnen de ruimte die men heeft, te weinig mogelijkheden heeft, woorden van die strekking. Hij heeft ook voorzichtig aangegeven, zouden we niet eens met elkaar opnieuw in -ge sprek moeten. Ik denk dat het erg nuttig is om dat te doen. Omdat het ook verstandig is om heel goed op elkaar afge stemd te houden wat wij doen met stimuleringsregelingen en andere gelden om werkgelegenheid voor deze stad zo goed mo gelijk niet alleen te behouden, maar ook zoals de heer Van Mourik zegt, het vestigingsklimaat als ware mee te stimule ren. Ook de heer Roekiman heeft daar een paar opmerkingen over gemaakt en ik wil graag de discussie met de Commissie Bestuur en Middelen aan. Ik heb al toegezegd, zodra wij weer eens met zo'n lijstje komen met allerlei gegevens waaruit blijkt hoe wij daar mee omgaan, dat misschien een nuttige aanleiding kan zijn om die discussie te voeren. Dat laat onverlet dat als het gaat om bedrijven die zeggen 'we moeten toch eens om ons heen kijken', die bedrijven zijn er natuurlijk ook, dat wij als gemeentebestuur buitengewoon alert zijn om te kijken of wij ze niet in Leeuwarden op een goede manier kunnen faciliteren. Dan is het, denk ik, ook goed om in de relatie tot die eco nomische basis en werkgelegenheid gelijk over te gaan op het thema Verkeer en Openbaar vervoer. De heer Roekiman heeft nog eens een keer aandacht gevraagd voor de bereikbaarheid van Leeuwarden. Buitengewoon te recht, ik denk dat zo'n oproep ook door een ieder van u ge daan zou kunnen zijn. Op dit moment is een studie in voor bereiding door de werkgevers onder coördinatie van de Kamer van Koophandel. Er vindt er een enquête plaats. Die resul taten worden nu verwerkt naar, wat zijn de typische knel punten zoals die door de ondernemingen worden gevoeld. Wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 44