Blad 88 Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999 hebben daar al gesprekken over gehad om te kijken wat wij als gemeente daar tegenover kunnen zetten. U weet dat wij zelf nadrukkelijk aan het kijken zijn, naast de lange ter mijn maatregel die wij uitgebreid hier aan de orde hebben gehad, wat voor korte termijn maatregel je nog zou kunnen treffen. Ik ga er van uit dat we vlak voor de zomervakantie die studie gereed hebben en met de raad in nader overleg kunnen treden. Dat laat onverlet dat de inzet op openbaar vervoer in alle gevallen, wat we ook aan het indammen van verkeersstromen kunnen doen, erg nodig blijkt en blijft, dat wij heel snel moeten gaan werken aan de aanleg van bus banen en extra facilitering van het openbaar vervoer. Die transferia hebben we al eerder van gezegd, de heer Roe- kiman zei dat nog even, zullen we nog een economisch plaatje naast moeten zetten. Ik zie dat toch iets meer op termijn. Het kan best zijn dat het heel snel dichterbij komt. Die busbanen hebben we morgen in de detaillering Har- lingerstraatweg enzovoort, in het college, die krijgt de commissie binnenkort nog voorgeschoteld. Daar zijn de prin cipebesluiten al voor genomen. Het punt, wat is gevat in de motie van de D66-fractie, is de door hen vorige week aan het college aangeboden nota. Ik heb er toen op gereageerd. Wij hebben in bewerking binnen het college de proef openbaar vervoer, daar heeft de heer De Jong net ook nog evens iets van gezegd, er ligt een no titie van een extern adviesbureau. Het college moet er nog een definitief oordeel over vellen. Wij doen dat pas nadat er overleg is gepleegd met de provincie op dit punt, daarom duurt het ook even, omdat ook in de politieke gremia van de provincie over een proef van openbaar vervoer gesproken wordt. Dat is één reden. De andere reden is dat waar je praat over de lijn Stiens-Leeuwarden, het een provinciale lijn is. Het is dus ook handig om ook met de eigenaar van die lijn te overleggen. Ik heb vorige week gezegd dat het voorstel van u, dat overigens buitengewoon sympathiek is en ook weer mee kan helpen in al die maatregelen die wij met elkaar moeten treffen om dat openbaar vervoer te stimule ren, daar heel goed een rol kan spelen. Ik heb ook gezegd dat wij er verstandig aan doen, volgens ons, om dat voor stel te koppelen aan ons commissievoorstel openbaar ver voer, zodat we in één keer als het ware een bredere benade ring kunnen kiezen. Daarom zou ik er voor zijn, zeker ook omdat in de motie wordt gevraagd overleg ook eens even met derden en met bedrijfsleven of ze hier iets in zien, dat wij die koppeling ook maken, omdat ik liever met een aantal bredere maatregelen naar die derden ga en ook naar het be drijfsleven dan alleen maar deze proef, deze verkenning, die wordt voorgesteld. Een ander punt waarom ik aarzel nu motie nu over te nemen, nogmaals het heeft niets te maken met het feit dat ik in Blad 89 Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999 houdelijk kritiek heb op het voorstel, want dat is er ei genlijk niet, is dat ik vind dat we eerst een inhoudelijke wat bredere discussie moeten hebben over wat voor maatrege len wil je wel en niet. Ik denk dat het verstandig is dat wij die discussie kunnen voeren en dat dit voorstel ten volle in die discussie wordt meegenomen. Ik zou u willen voorstellen om - wat mij betreft mag de motie worden aange houden het gaat maar om f 5.000,- het is niet zo1n groot bedrag, het is altijd wel ergens uit te dekken - als de commissie zegt het lijkt ons nuttig en zinvol om te doen ook in de context van een aantal andere maatregelen, dat we op dat moment het besluit nemen. De heer Roekiman heeft nog een opmerking gemaakt over het aanbod van bouwlocaties. Ik wil er toch op reageren, omdat hij een paar dingen zegt die niet met elkaar verenigbaar zijn. Als er gezocht wordt naar nieuwe bouwlocaties, mag dat niet ten koste gaan van de natuur, het mag niet ten koste gaan van het open karakter van de stad, waar ik het overigens wel mee eens ben, het mag geen automatisme zijn dat dat op landbouwgronden plaatsvindt. Dat is op zichzelf waar, dat mag nooit zo zijn. Maar als je bouwlocaties moet aanwijzen, als je een woningbouwprogramma moet uitvoeren voor een flink aantal jaren, dan zul je er niet aan ontko men, of je het nu hebt over uitbreiding of inbreiding, dat je een stukje open karakter van de stad aantast. Het is dan maar net wat je stedenbouwkundige visie is en hoe je aan kijkt tegen natuur en milieu, om te kijken waar ligt nu de grens voor ons en welke afweging maken wijTen aanzien van natuur en milieu, want hij is natuurlijk erg geïnteresseerd hoe dat met de Bullepolder verder gaat, hebben wij, denk ik, een heel zorgvuldig uitgangspunt. Dat is dat bebouwing daar niet in belangrijke mate ten koste mag gaan van danwel noodzakelijke, misschien extra compensatie oplevert in het kader van het handhaven van natuur- en milieuwaarden van dat gebied. Wij zijn daar heel nadrukkelijk en serieus naar aan het kijken. Dan mag de raad straks zelf de afweging ma ken of zij dat serieus genoeg vindt. Maar daar komen we dan wel mee terug. De heer De Jong heeft nog een opmerking gemaakt over de Zuiderzeespoorlijn. Dat heeft mevrouw Inberg in de commis sie al een paar keer gedaan. De situatie daaromtrent is als volgt. Wij hebben de onderzoeksvraag neergelegd in het overlegplatform stadsgewest Leeuwarden. Daar zitten ook de omliggende gemeenten in, daar liggen ook de relaties met de andere gemeenten weer. Wij hebben daar met elkaar afgespro ken dat het niet alleen een Leeuwarder belang is, maar een breder belang, dat wordt gedragen door omliggende gemeen ten. Het stadsgewest zal ook, daar functioneert de provin cie ook in, de opdrachtgever worden van dat onderzoek. Er zijn op dit moment offerteaanvragen uit. Wij verwachten dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 45