Blad 122
Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999
denk dat de wethouder daar zometeen nog op ingaat.
Motie nr. 19, inventarisatie. De motie zoals die er ligt
dienen wij in. Dat betekent dat wij niet zeggen dat wij ons
willen beperken tot het Stadskantoor en het Stadhuis, want
van het Stadskantoor is al het een en ander gedaan en van
het Stadhuis kunnen wij ook zo wel vertellen waar de knel
punten zouden kunnen liggen. Dat vinden wij veel te beperkt.
Wij hebben het over gebouwen die in eigendom zijn van de ge
meente, exact zoals het in de motie staat. Zo presenteren
wij de motie, hier hebben de fracties zich achter geschaard,
zo dienen wij hem in.
Motie nr. 20 wordt door het college overgenomen hebben wij
gehoord, dat vinden wij positief.
Motie nr. 21 en 22 hebben wij gesteund.
Motie nr. 23, brassband Looft den Heere, daar hebben wij
moeite mee. De gemeente moet natuurlijk niet teveel als een
bank gaan spelen. Bovendien vind ik de uitleg van de wethou
der ook vrij helder. Wij zullen die motie niet steunen.
Motie nr. 24 is door ons onderschreven.
De heer Stoker: Ik zal de moties niet allemaal langs lopen.
Ik noem er vier, namelijk die vier waar ik tegen ben.
Wij gaan geen steun geven aan motie nr. 4, 7, 8 en 11.
Verder vind ik het een goede zaak dat het college geen be
zwaar heeft tegen onze motie betreffende de rioolrechten.
Deze motie staat het college niets in de weg wanneer ze ook
aandacht wil vragen voor de juridische problematiek, een
problematiek die ook grote financiële gevolgen kan hebben en
heeft
De motie over het leerlingenvervoer handhaven wijWanneer
de wethouder sneller wil met de discussie, dan heb ik daar
geen bezwaar tegen. De discussie moet grondig zijn en de
uitkomst daarvan zal hoe dan ook bij de begrotingsbehande
ling financieel moeten worden geregeld.
De gebruikersruimte is ook genoemd. Onze fractie is hoe dan
ook tegen het instellen van een gebruikersruimte voor drugs
verslaafden. Het beleid moet onzes inziens gericht zijn op
afkicken en niet op het tegenovergestelde.
Een referendum over het baggerdepot moet er wat ons betreft
niet komen. Wij zijn geen voorstander van het verschijnsel
referendum over welk onderwerp dan ook. De heer Krol had het
erover dat hij daar van nature niet voor was. Misschien komt
dat omdat de meeste mensen die ik mag vertegenwoordigen een
Blad 123
Verslag van de raadsvergadering van 31 mei 1999
AR-traditie hebben. Het heeft dus niks met Wiegel te maken.
Onze motie voor wat betreft de brassband in Wirdum gaan wij
handhaven. De wethouder noemde de precedentwerking die daar
van zou kunnen uitgaan. Wat ons betreft is die precedentwer
king al geschapen toen men Cambuur een renteloze lening ver
strekte. Ik zie helemaal geen problemen om nu met dit voor
stel te komen. Ik vind het merkwaardig dat die lening aan
Cambuur rustig uit de algemene middelen bekostigd kon worden
en dan zou men in Wirdum nu opeens de dorpenpot moeten aan
spreken. Ik vind dat men dan een beetje met een kluitje in
het riet wordt gestuurd. Dat is een slechte zaak in mijn
ogen. Er is dekking genoeg voor motie nr. 23, ik hoef maar
te verwijzen naar motie 12 en motie nr. 24. Zo niet dan rest
altijd de algemene middelen nog.
Mevrouw De Haan (weth.): De Wvg heel kort. Wat ik heb gepro
beerd te zeggen is dat de raad in zijn motie praat over een
situatie van: stel het geval dat... Dan gaat het alleen nog
maar om stel het geval dat het verstrekkingniveau minder zou
worden, terwijl ik aangegeven heb dat daar geen aanleiding
voor is. Het geval dat het beter wordt is dan het omgekeer
de. Dat ik dan de raad adviseer om dat te beschouwen als een
nieuwe situatie waarbij het college terug naar de raad moet
om opnieuw die afweging te maken, zoals je dat bij alles
doet. Want je kunt zeggen, stel dat het rijk morgen zegt
bijzondere bijstand moet maar f 2 miljoen af. Ook dan vind
ik dat je terug moet naar de raad en dat je niet, vóórdat
zulk soort situaties zich voordoen, als raad al gaat vertel
len dat als dat ooit gebeurt, weten wij dat we dat moeten
doen en als dat ooit gebeurt enz. Dan ben je als raad niet
consequent. Mijn voorstel is nog steeds, dat als zich dat
voordoet, zeg dan tegen het college kom terug bij de raad,
dan willen wij opnieuw de afweging maken. Dat maakt dat ik
vind, zo doen wij dat bij alle voorstellen en waarom zou je
dan met de Wvg niet gewoon consequent, net als in alle ande
re situaties, dat te doen. In die zin zou ik zeggen, leg het
niet vast, als zo'n situatie zich voordoet, komen wij wel.
De opmerkingen die in tweede instantie nog gemaakt zijn over
het MOP. Als je kijkt naar de doelstellingen die er in
staan, dan moeten die worden uitgewerkt, daar komen concrete
voorstellen voor naar de raad. Het is aan de raad om daar al
of niet ja tegen te zeggen. Wat wij gezegd hebben is dat de
doelstelling is richting aangeven en ambitie neerzetten. Ik
ben het volledig eens met de heer Boorsma al hij zegt dat
hij zich daar niet op vastpint. Dat kan ook niet, want hij
kent de consequenties niet. Waar het mij alleen om gaat is
het omgekeerde geval. Als er voorstellen in die richting ko
men en als men nu al zegt dat er een aantal voorstellen bij
zijn die wat u betreft absoluut geen prioriteit hebben, bij-