Blad 8
Verslag van de raadsvergadering van 18 oktober 1999
kende weg een verdere inpassing in ons werk en de gemeente
lijke huishouding plaats moeten vinden. Om dit doel te be
reiken is het misschien wel noodzakelijk om onze planning
en controlcyclus nog eens goed te bekijken. Niet alleen het
feit op welk moment welk stuk behandeld moet worden, maar
ook hoe andere beleidscycli hierop kunnen worden aangeslo
ten en hoe de meting van de geleverde prestaties betrokken
kan worden bij het werk van de Commissie voor de Rekening,
die nu praktisch alleen nog maar cijfermatige producten on
der ogen krijgt. We controleren met de rekening nu of een
bepaalde begrotingspost wel of niet is overschreden, veel
interessanter is de vraag of de beoogde prestatie ook is
geleverd. Tot nu toe komt daar niet zoveel van terecht. Bij
het stellen van strategische en functionele doelen kan dit
aspect beter ter hand worden genomen. Het is dan duidelijk
aan de hand van welke doelen de prestatiemeting kan plaats
vinden
Het woord groeimodel is ook regelmatig in de commissie ge
vallen en wij denken dat dit wel terecht is. Er is sprake
van een bod richting rijk, waarbij alle financiële conse
quenties nog lang niet duidelijk zijn. Dit houdt in dat na
het af te sluiten convenant met het rijk nog bekeken moet
worden of prioriteiten moeten worden aangepast of bijge
steld. Heeft het college ideeën over de manier waarop het
af te sluiten convenant zal worden verwerkt en geconfron
teerd met het MOP? Wordt de raad of de commissie hier ook
bij betrokken?
De leesbaarheid van het MOP wordt verder niet vergroot door
de eisen die de verschillende ministeries soms per hoofd
stuk of per onderdeel van een hoofdstuk stellen. Het is
denk ik goed om je dat te realiseren, wanneer je de ver
schillen per hoofdstuk bekijkt. Toch ligt hier dan een pro
duct waar Leeuwarden mee voor de dag kan komen en wat in
een hele korte tijd op een voortreffelijke manier in elkaar
is gesleuteld. De analyse die in de verschillende stukken
wordt gegeven van een onthaaste stad met een veelheid van
voorzieningen, die gerichte inzet op verschillende terrei
nen met een zwaar accent op economie, op infrastructuur en
op woningbouw, spreekt ons buitengewoon aan, dat zal
niemand verbazen. De prioriteitstelling van de verschillen
de projecten die hieruit voortvloeit en die in hoofdstuk 9
wordt gegeven, wordt daarom onverkort door ons onderschre
ven. Dat is inclusief de voorgestelde reservering van f 10
miljoen uit een strategisch Ontwikkelings- en Investerings
fonds voor de stedelijke vernieuwing.
Ik heb nog twee vragen openstaan, die in de commissie nog
niet beantwoord zijn. Dat zijn ten eerste de projectorgani
saties. De projectbureaus Stedelijke Vernieuwing en Binnen-
stad-Nieuwestad worden genoemd voor de aanpak van bepaalde
Blad 9
Verslag van de raadsvergadering van 18 oktober 1999
programma's. Houdt dit in dat deze blijven bestaan tot mi
nimaal 2003 of 2004? Je kunt je afvragen of dergelijke bu
reautjes niet per definitie een tijdelijk karakter zouden
moeten hebben, omdat anders de kans bestaat tot het creëren
van eigen domein of dubbel werk. Daar komt bij dat wij bin
nenkort een personeelsbeleidsplan krijgen gepresenteerd, is
gezegd. Ik kan me voorstellen dat afwegingen, zoals deze,
in het kader van dat plan worden gemaakt. Houdt de vast
stelling van het MOP in dat deze keuze, zoals die nu ver
woord staat, vanavond door ons wordt gesanctioneerd?
Ten tweede de evaluatie van het LIS. In de commissie heeft
de wethouder gezegd dat die evaluatie haast klaar is. Maar
het werd niet duidelijk wanneer we deze evaluatie tegemoet
kunnen zien. Kan de wethouder een datum geven en is het mo
gelijk om bij deze evaluatie helder aan te geven welke bud
getten voor de aanpak van LIS zijn gereserveerd en hoe deze
zijn besteed? Dus niet alleen een algemeen beschrijvend
verhaal, maar ook een cijfermatig onderdeel.
Voor het overige kunnen wij ons prima vinden in het vast
stellen van het MOP.
De heer Stoker: Wanneer je deze MOP leest, onderga je een
worsteling die je steeds weer doet afvragen wat hier nu
nieuw voorgesteld beleid is en wat reeds vastgesteld beleid
is. Je zou kunnen zeggen dat deze nota in die zin een goede
geheugentraining is.
Hoofdstuk 5. 'Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimte
lijke Ordening en Milieu ontwikkelt een gedecentraliseerd
geluidhinderbeleid, waarbij de verantwoordelijkheid bij de
gemeente gelegd wordt'. We lezen op pagina 52: 'Geluid
wordt terecht gezien als een lokaal probleem dat lokaal op
gelost moet worden. Dit vergroot de mogelijkheden voor de
gemeente om een op maat gericht beleid te voeren, waarbij
een integrale afweging kan plaatsvinden.' Dit klinkt opti
mistisch en positief, maar zoals zoveel te decentraliseren
beleid, zal het wel weer stevig tegenvallen. Het rijk de
centraliseert doorgaans alleen om financiële redenen, giet
daar dan een lekker sausje overheen, zodat het erg aantrek
kelijk lijkt. Ik stel vast dat er op dit punt geen enkele
reden is voor het in de nota weerspiegelde optimisme. Mijn
vraag is dus: wat gaat dit ons nu weer kosten en zouden we
met het oog op deze in aantocht zijnde tegenvaller hier
niet alvast voor moeten reserveren?
Hoofdstuk 6. Vrije tijd.
Er gaat veel geld om in de sport. Binnenkort zal een aan
vang gemaakt worden met het definiëren van het te voeren
sportbeleid. Dat is een goede zaak. Dat dient prioriteit te