Blad 30 Verslag van de raadsvergadering van 13 december 1999 Dan de opmerking dat de behoefte van de Friesland Bank over vijftien jaar wel eens anders kan zijn. Daar kan ik niks tegen inbrengen. Dat is op zichzelf waar. Dat betekent overigens wel dat als je al onze besluitvorming van alles wat we doen van toepassing zou verklaren op dit criterium - zou je het wel doen want over vijftien jaar kunnen we er wel eens anders over kunnen denken - dan denk ik dat wij geen besluit meer zouden nemen. In die zin is het niet zo'n gekke vraag. Het is wel zo, dat hebben wij uitdrukkelijk met de Friesland Bank besproken dat als zij op deze plek nu dit willen, zij zich wel moeten realiseren dat ze daarmee zichzelf op die plek op slot zetten. Tot hoe lang, voor zover je het nu kunt overzien, kun je die hoofdvestiging daar een plek geven? Daarbij is een criterium gebruikt door de Friesland Bank van rond de twintig jaar. Maar nogmaals dit is toekomst kijken en u weet hoe lastig het is om meer dan een paar jaar vooruit te kijken. Op zichzelf is dit een relevante vraag. Alleen met het antwoord op die vraag kunt je eigenlijk in termen van je eigen afweging niet zo verschrikkelijk veel. Maar dit is in het overleg met de Friesland Bank aan de orde geweest. De andere vraag van dhr. Poelsma, als de bouw niet door gaat, gaat de Friesland Bank dan weg? Dat heb ik al meer gezegd, ook in de commissie. Wij hebben met de Friesland Bank niet gesproken in termen van, college dit moeten jullie ondersteunen anders gaan wij de stad uit. Dat is niet aan de orde geweest. Wat wel aan de orde is geweest, is dat wij hebben gezegd, zou je niet - zo'n gesprek hebben wij gevoerd dat is ook niet nieuw dat ik dat hier zeg - eerder kijken naar andere plekken in of rond de binnenstad. Zou het niet verstandiger, logischer zijn dat je naar andere mogelijkheden kijkt. Daarop zijn eigenlijk twee criteria aangegeven door de Friesland Bank. Het ene is dat men er aan hecht om deze plek, waar zij hun bankactivitei- ten niet helemaal zijn begonnen, maar wel vanaf het begin stadium hebben uitgeoefend, te handhaven. Het tweede is ook voor hen een financieel economisch aspect. Dat betekent dat zij ook meer rendementen uit hun investeringen kunnen halen als zij hier bouwen, dan wanneer zij deze locatie zouden moeten afstoten en een andere locatie volledige van de grond zouden moeten opbouwen. Dat soort elementen zijn wel aan de orde geweest, maar niet in de sfeer van dreigementen van de Friesland Bank. Er is niet gedreigd. De verstandhoudingen zijn uitstekend. Wij zijn niet als zodanig, dus ook niet als college, 'gedwongen' om aan deze ontwikkeling mee te werken. Wij hebben onze eigen inhoudelijke afweging gemaakt en voor onszelf gekeken of wij dit wel of niet wilden. Het is wel zo dat economische argumenten hier een rol spelen, maar geen doorslaggevende rol hebben gespeeld, omdat wij niet in de discussie tot het eind toe hebben hoeven gaan. Het gaa*. nu om een werkgele Blad 31 Verslag van de raadsvergadering van 13 december 1999 genheid van rond de 600 mensen, die er nu werken. Dat zal in de komende jaren wat worden uitgebreid. Voor een deel is dat omdat men een aantal dislocaties wil concentreren op deze plek. Voor een deel gaat het om verdere concentratie en uitbreiding van bankactiviteiten, waarbij ik geen precies cijfer heb van wat dat betekent voor het aantal arbeidsplaatsen. Dat zal op ongeveer rond de 100-150 extra arbeidsplaatsen voor de komende jaren uitkomen. Dan is het onmogelijk om antwoord te geven op de vraag wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Die vraag heeft de heer Poelsma ook gesteld. Je kunt een aantal zaken, zoals hij die heeft aangegeven, nooit onderzoeken. Je kunt er wel een mening over hebben. Je kunt er indicaties voor geven. Maar je kunt nooit zeker weten wat het op termijn voor de werkgelegenheid betekent. Je kunt nooit zeker weten voor wie je precies wat doet. Dat zijn allemaal zaken die je op grond van argumentatie, die je nu als het ware op een rijtje zet, probeert tot besluitvorming te komen. Het is wel zo dat wij, dan volg ik de opmerking die de heer Sluiter heeft gemaakt, hebben gezegd dat dit niet het voorbereidingsbesluit is zonder meer. Het is een voorberei- dingsbesluit waarbij wij zeggen, wij zijn in beginsel niet tegen de bouw van een hoog kantoor op die plek binnen de gegeven randvoorwaarden, maar wij vinden ook dat dit zo'n beeldbepalende kwetsbare plek is dat we het alleszins acceptabel vinden als de raadscommissie en wellicht ook de raad zich hier iets meer tegenaan bemoeit dan met andere bouwprojecten wel eens het geval is, ondanks het feit dat het een lastige discussie is om over mooi of lelijk te oordelen. Ik mag u één voorbeeld in gedachte roepen. Dat is het bouwplan voor het Frigasterrein, waarbij toch door interventie van deze commissie uiteindelijk verbeteringen aan dat plan tot stand zijn gebracht. Ik denk dat als je verder terug gaat in het verleden, er nog veel meer van dat soort voorbeelden aan de orde zijn. Het is ook zo dat, ik denk dat u dat van dit college mag verwachten, als wij zeggen dat de raad invloed heeft, dat die invloed ook daadwerkelijk is. Daarom zeggen wij, wij zullen geen bouwvergunning afgeven zonder dat de raad daarmee heeft ingestemd. Ik kan er aan toevoegen, ongeacht het advies van Hüs en Hiem. Het is overigens wel zo dat Hüs en Hiem als adviesorgaan een belangrijke rol speelt, ook in uw besluit vorming. Als deze commissie daar niet een uiteindelijk oordeel over kan vellen of wil vellen of de stemverhoudin gen diffuus liggen, dan zal dat uiteindelijk onderdeel zijn van een raadsdebat, waarbij de normale stemverhouding geldt. Dat dit niet leidt tot schadeclaims, is omdat wij vanaf het begin naar de Friesland Bank toe volstrekt helder zijn geweest over welke procedure wij ten aanzien van dit mogelijke bouwplan zullen hanteren. Het is wel zo, ik reageer even op de opmerking van mevrouw Inberg, dat wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 16