Blad 32 Verslag van de raadsvergadering van 13 december 1999 met de Friesland Bank de komende weken een aantal gedetail leerde afspraken zullen maken over zaken die je normaal gesproken met elkaar vooraf regelt. Men heeft gezegd, wij willen ook bijdragen aan het opwaarderen van de omgeving. Dat moet je als het ware uitdrukken in specifieke planvor ming. Er zijn situaties rondom planschadeclaims. Wij hebben daar eerder in ander verband in deze raad over gesproken. Dat soort zaken zal met de Friesland Bank aan de orde komen. Ik wil de suggestie om dat heel specifiek te regelen ook opmerkingen rondom het accepteren van de procedure, graag meenemen. Ik denk dat het op zichzelf goed is dat die helderheid, die er nu reeds is, nog een keer in dat verband opnieuw aan de orde komt. Dan kom ik gelijk bij de opmerking van mevrouw Inberg, die enig mist geeft over de interpretaties die wij in het raadsstuk hebben gezet in relatie tot de adviezen van Hüs en Hiem. Wij hebben er nooit, ook in vorige behandelingen, misverstand over laten bestaan dat Hüs er. Hiem niet een voorkeur heeft voor hoogbouw op die plek. Dat is nooit een geheim geweest. Dat zij dat nu presenteert als iets wat nieuw is en wat zij uit de stukken haalt, kan ik me nauwe lijks voorstellen. Dat is in vorige behandelingen in de commissie aan de orde geweest. Ik heb de teksten nog eens goed naast elkaar gelegd, Hüs en Hiem heeft gezegd, wij vinden dat het bouwblok zonder meer kan worden opgewaar deerd tot vijf a zes bouwlagen, daar gaan wij ook van uit, bovendien vinden wij een beperkte ophoging in het middenge bied acceptabel. Zij hebben ook gezegd, je zou kunnen denken aan twee bouwlagen. Maar zij hebben ook letterlijk gezegd, dat als de gemeente een hoger bouwvolume acceptabel acht, zij vinden dat de volgende randvoorwaarden, dat is slank etc. etc., van toepassing zouden moeten zijn. Die passages vindt u vrijwel letterlijk in uw raadsbrief overgenomen. Daar zit geen lucht tussen. Dan heeft mevrouw Inberg in de commissie, ik doe dat nu niet weer, omdat zij met de consulent van de Rijksgebouwen dienst gesproken heeft, gezegd dat hij heel andere geluiden heeft laten horen dan wij de raadsbrief nebben neergeschre ven. Ik heb, omdat ik voorzag dat zij dat vandaag weer zou zeggen, vandaag contact gehad met deze rijksconsulent om te vragen of er ruimte zit in datgene wat wij hebben neerge schreven en wat hij gezegd heeft. Daar is nadrukkelijk aan de orde geweest dat er geen enkele ruimte in zit. Dat hij zich volstrekt kan vinden in datgene wat wij in de raads brief hebben geschreven. Hij vindt bovendien dat de contou ren, zoals wij die hebben neergeschreven, geen wezenlijke aantasting betekenen van het beschermd stadsgezicht, dat een overkluizing van de Zuiderstraat een veel zwaardere aantasting zou zijn dan op dit moment mogelijk aanwezig zou zijn met het bebouwen van het middengebied. Dat zou een situatie zou zijn waar hij zich fors tegen zou verzetten. Blad 33 Verslag van de raadsvergadering van 13 december 1999 Er zit een gradatieverschil tussen wat in de Zuiderstraat eventueel aan de orde zou kunnen komen en wat het bouwblok en de plannen die wij er mee hebben zou betekenen. Het betekent géén aantasting van het beschermd stadsgezicht. U vindt die passage letterlijk terug in de raadsbrief. Ik voel me absoluut niet aangesproken als mevrouw Inberg zegt: er zit lucht tussen, de raad is op het verkeerde been gezet. Sterker nog, ik blijf van mening, dat heb ik ook in de commissie gezegd, dat zij iets suggereert wat op geen enkele manier kan worden waargemaakt. Dan denk ik dat het goed is om nog in te gaan op de opmer kingen die gemaakt zijn over het uitbreiden van het voorbe- reidingsbesluitDaar zit, volgens mij, maar één simpele redenering in. Het heeft alles te maken met wat je met die Zuiderstraat wilt of kunt. Wij hebben met de Friesland Bank vrij uitgebreid gesproken over het gebouw van de Waterlei ding. U kunt zich voorstellen dat dat iets is waar je in eerste instantie aan denkt. De Friesland Bank heeft niet alleen gezegd, dat zij daar alleen een zekere mate van bouwvolume willen realiseren, maar zij wil ook een kanto rencomplex hebben wat logistiek zo efficiënt mogelijk werkt. Dat betekent dat als zij zouden denken aan mogelijke overkluizing met luchtbruggen of hoe dan ook van de Zui derstraat, dat wij toch een luchtbrug voor ons zien in een aantal etages met een zekere mate van breedte, waardoor je op die luchtbrug zelf kantoorfuncties zou kunnen uitoefe nen. U heeft mij net horen zeggen dat dat voor de Rijksmo- numentendienst onacceptabel is. Wij vinden zelf ook het doorbreken van het oude stratenpatroon eigenlijk niet acceptabel. Dat betekent dus ook dat al heel snel bij de Friesland Bank is gekozen om deze op één na de beste oplossing voor het bebouwen van dat gebied, gestalte te geven. Dat betekent dat zij zich nu, ik denk dat dit alleszins verantwoord en redelijk is, concentreren op het zo goed mogelijk vormgeven van het realiseren van volume in dat middengebied. Dat zij een topprestatie moeten leveren om ons er van te overtuigen dat het een aanwinst voor dat gebied is, daar zijn ze zich terdege van bewust. Dan denk ik, ik wil niet te lang stilstaan bij mevrouw Inberg, dat zij in die zin een sfeer creëert door de opmerkingen van de heer Bonnema aan te halen, die hij in de krant schrijft op welke wijze hij omgaat met onze adviesor ganen, waar wij part noch deel aan hebben. Zij verbindt aan zijn opmerkingen een soort sfeer van, zie je wel hij doet daar zo raar, dan zal het hier ook wel niet goed gaan. Ik begrijp dat niet. Zij kan dat ook niet waarmaken. Ik zou haar willen vragen om de discussie op dat punt zuiver te houden Ik wou nog één opmerking maken. U weet, dat heeft ook in de krant gestaan, dat wij een verzoek hebben gekregen om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 17