Blad 44 Verslag van de raadsvergadering van 13 december 1999 De heer Van der Brug: In de commissievergadering heb ik ook opgemerkt dat het eigenlijk niet goed is om de kwestie van de wensen van de Vrijheid te koppelen aan de noodzakelijke verbouwingen van de Montessorischool. Dat vond ik geen goed idee. In de commissievergadering verkeerde de wethouder in een moeilijke positie. Zij zei dat we vastzitten aan de verordeningen die de raad zelf heeft vastgesteld en daar kan zij niet zomaar van afwijken. Verder had de wethouder nog een bezwaar, iets over het bijzonder onderwijs wat dan ook meer geld zou moeten krijgen. Als ik me goed herinner, heeft zij in de commissievergadering gezegd, we moeten niet alleen de emotionele kant van de zaak bekijken, maar ook de financiële kant. Verder ben ik nieuwsgierig naar de ant woorden van de wethouder. Mevrouw De Haan (weth.)De heer Boorsma zegt dat het een ontzettend lastig punt is. Als ik het ergens mee eens ben, dan is het dat denk ik wel. Er komt straks nog zo'n ontzet tend lastig punt. Wij hebben om die reden er ook vrij uitvoerig in de commissie over gesproken. Wat ik heb geprobeerd uit te leggen in de commissie is dat wij als gemeente of als college op het terrein, als het gaat om onderwijs, achterstandscholen, daar hebben we het als het om de Vrijheid gaat over, wij daar beleid op willen voeren en dat dat beleid wel eens zou kunnen leiden tot extra financiële middelen, bijvoorbeeld op het terrein van huisvesting, bijvoorbeeld op terrein van extra begeleiding of bijvoorbeeld op terrein van andere eisen die je aan het personeel stelt, of andere programma's die je wilt hebben voor de kinderen. Dat beleid hebben we in zekere zin al ingezet als we praten over de buurtschool. Een buurtschool en een achterstandschool is niet per definitie hetzelfde, maar in Leeuwarden hebben we het wel aan elkaar gekoppeld. Maar we hebben op dit moment in onze verordening nog niet geformuleerd wat je in termen van achterstandschool moet hebben om extra huisvesting te kunnen claimen. Daar hebben we geen formulering voor. Ik heb gezegd: dat moet dus eerst gebeuren. Daar moet je overeenstemming over hebben met de verschillende besturen. Dan kan je op basis van de verorde ningen een uitzondering maken voor een school die in zo'n positie zit. Of het dan een openbare of een bijzondere is, maakt in feite helemaal niet uit. Dat verhaal ligt er op dit moment niet. Nu er zo'n verzoek op ons afkomt en de school zelf zegt, wij hebben het nodig want wij zijn achterstandschool, zit je in de lastige positie dat je met de besturen een verordening hebt, door de raad vastgesteld, dat je die toepast en op basis daarvan dit verzoek niet kan honoreren. Als je nu de uitzondering maakt, zonder dat je die formulering hebt vastgesteld, schep je wel degelijk een precedent naar alle andere scholen, die dan wellicht zeggen: dat zijn wij ook, of half of wij zijn het voor een Blad 45 Verslag van de raadsvergadering van 13 december 1999 derde of voor een kwart of weet ik veel wat. Dat is een positie waar wij als gemeente niet in moeten stappen, omdat je dan niet weet wat je aan claims eventueel over je heen krijgt. Ik heb gezegd dat wij wel beleid willen voeren, zeker als het gaat om scholen met een achterstand, maar wij willen dan vaststellen wat er moet gebeuren. Dan is niet het hebben van zoveel kinderen met een gewichtenregeling het uitgangspunt, maar daar moet een verhaal bij wat je daaraan doet op zo'n school, hoe je dat meetbaar maakt, enzovoort. Dat verhaal ligt er nog niet. Daarvan heb ik afgesproken, ik wil zo snel mogelijk naar die school om dat samen met die school voor elkaar te krijgen. Dan een discussie voeren. Wat is er dan voor nodig om daar te komen? Dan is de huisvesting wat mij betreft één, maar er zijn nog een aantal ander punten ook. We zullen gezamenlijk tot de conclusie moeten komen waar je dan het meest in wilt investeren. Is het een extra lokaal, is het extra begelei ding, noemt u maar op. Het kan betekenen dat je zegt, huisvesting is het aller belangrijkste punt, daar moet op geïnvesteerd worden. Dan moeten we daar naar kijken, maar we moeten die discussie met de school eerst voeren. Ik denk, als je op een rij gaat zetten wat je vindt wat er allemaal bijhoort, dat dat een berg is die je een school niet in één keer kunt aandoen. Daar zal een soort stappen plan voor moeten komen. Je moet niet van een school vragen dat ze in één keer van hier naar de meest ideale school in het land voor achterstandleerlingen stapt, dat kan niet. Ik ben er wel van overtuigd dat als je echt in die richting wilt werken, er dan verschrikkelijk veel werk aan de winkel is. Ik vind dat we daar met de school over moeten praten. Ik had, als het aan mij had gelegen, daar vorige week al mee willen beginnen. Dat lukte nog even niet. Ik wil u wel toezeggen dat ik dat vanaf volgende week ga proberen. Ik ben ervan overtuigd dat we op dat terrein van de directie alle medewerking kunnen krijgen en dat we er gezamenlijk alle energie die er maar is in zullen steken om dat voor elkaar te krijgen. Ik denk dat we dan een basis hebben en een onderbouwing om naar de verordening te kijken en te zeggen, wat zou je dan in je verordening moeten veranderen om dit soort scholen die uitzondering toe te staan. Dan kan je daar met de besturen over praten. Ik ben, eerlijk gezegd, helemaal niet bang dat besturen m Leeuwarden daar vreselijk moeilijk over zullen doen. Maar het verhaal moet er wel liggen. Dan kunnen we een verordening aanpassen. Dan komen we bij de raad want die moeten zo'n verordening aanpassen. Ik vind het meest verstandige nu om die weg te kiezen, daar niet een langdurig traject van te maken, zoals mevrouw Inberg zegt, absoluut niet. Gewoon kort en volgend jaar daar volstrekt helderheid over te hebben, waarbij we een deel van het bedrag in ieder geval hebben liggen. Dan vervolgens met de school overleggen waar het accent komt te liggen als het gaat om extra dingen die nodig zijn voor het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 23