Blad VG /O Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1999 hadden om het probleem van de verordening op te lossen, om de juridische gevaren die op ons af kwamen in ieder geval af te stoppen. Daar was onze hoofdinspanning op gericht. Op het moment dat we door zijn gaan zoeken, hebben we, kijkend naar het waterspoor, ons de vraag gesteld wat de meest reële argumenten zijn. We zijn toen tot de conclusie gekomen, zoals het nu in het voorstel staat. Hij kan ons dat verwijten, maar zo is het gegaan. De heer Krol vraagt of wij kunnen garanderen dat er geen juridische procedures meer komen. Wat in ieder geval niet meer kan, is bezwaar maken tegen de heffing van het rioolrecht op het moment dat je ze onderbrengt. Wat wel blijft kunnen, omdat we een OZB en een taxatie houden, is dat je bezwaar kunt maken tegen de taxatie. Ook daar lopen procedures over. (De heer Krol: Maar op het moment dat we aangeven in de aanslag een bepaald deel iets te maken heeft met de oude rioolheffing is de wethouder er dan van overtuigd dat op grond daarvan ook geen procedures kunnen volgen?) Nee want het is en het blijft een onroerend zaakbelasting en het rioolrecht bestaat niet meer. Wij maken alleen inzichtelijk welk stuk van de kosten er in zitten. Je kan dus bezwaar maken tegen de aanslag van je belasting, dus de aanslag van de waarde. Je kan niet bezwaar meer maken tegen het stukje kosten wat daarin verrekend is. (De heer Van Mourik: Zoals ik het heb begrepen is de taxatiewaarde het enige moment waarop kan worden gezegd dat je het er niet mee eens bent. Mant de heffing die uit die taxatie voortvloeit is een automatisme die op de verordening stoelt.) Verder heeft de heer Krol aangegeven waarom hij voor uitstel kiest. Ik denk dat wij daar uitvoerig over gecommuniceerd hebben, ik heb mijn argumenten gegeven waarom ik daar geen voorstander voor ben. Ik wou dat niet meer herhalen. Vervolgens heeft hij nog een standpunt gegeven over een alternatief wat hij aangedragen heeft in het kader van de armoedeval en de minima. Ik laat dat even voor wat het is. Dan mevrouw Waanders, die ten aanzien van de Zalmsnip de motie indient, we gaan naar alternatief 2, wij kiezen er voor kwijtscheldingsgerechtigden van verzorg- en verpleeghuizen in ieder geval mee te nemen. Zij zegt daarbij dat ze ten aanzien van studenten later nog wel eens wil kijken of ze daar wel of niet op terug moet komen. Wellicht is het handig om hier ook even de brief van het ministerie, waar meer mensen op ingegaan zijn, nog eens terug te halen. Mijn eigen indruk is dat er in de brief op zijn minst enige inconsistentie zit, zoals ik - dat zal geen verbazing leiden - eigenlijk het rijksbeleid ten aanzien van de Zalmsnip altijd inconsequent heb gevonden. Maar er zit nu een ander soort inconsequentie in. Ze zeggen eigenlijk: 'nou ja, als je het nou in de OZB stopt voor het Blad/18 Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1999 gebruikersdeel, dan mag dat wel. Maar dat vinden we niet wenselijk, dan zou er van het f 100,- verhaal eigenlijk niks meer overblijven'. Tegelijkertijd zeggen ze: 'aan de andere kant moet iedereen f 100,- hebben'Dat is een soort inconsequentie waarvan ik denk dat het dus een ingewikkeld instrument van het Rijk blijft. Hoe je het ook wendt of keert, je blijft er altijd gedoe over hebben. Ik blijf ons verhaal van in ieder geval de f 4,5 miljoen doorgeven aan lastenverlichting, dat niet zelf inpikken, een reëel verhaal vinden. Ondanks de brief van het ministerie heb ik de neiging om te zeggen dat wij als college hier gewoon achter blijven staan. We zien wel hoe we de strijd met het Rijk verder voeren. Ik moet nog even terug naar de motie van de heer Jacobse, die ben ik vergeten te beantwoorden, die neem ik gelijk mee nu we het over de Zalmsnip hebben en over het budget wat over is gebleven van het jaar daarvoor. De heer Jacobse zegt dat je dat niet in de algemene middelen mag stoppen en in feite ook als lastenverlichting moet teruggeven. Wij hebben bij de Zalmsnip, dat is ook een antwoord op de vraag van de heer Boorsma, aanvankelijk gezegd dat we dit gaan uitvoeren. Wij kunnen het uitvoeren binnen de f 4,5 miljoen voor al die groepen, minus de studenten. Onze inschatting was op dat moment dat we de studenten financieel niet mee konden nemen. Het was niet zozeer dat hij alleen stond in zijn verhaal dat studenten dit moeten hebben. Wij hebben gezegd dat we niet uitkomen. Wij zijn een jaar gaan experimenten en toen bleek dat we geld over hadden, hebben we gezegd dat we dan volgend jaar de studenten meenemen. Om die reden hebben wij toen een budgetje laten zitten, omdat we dat nodig hadden. Nu is het zo dat wij een nieuwe regeling maken en zeggen dat we structureel met dit budget uit moeten komen. Kunnen we het voor de f 4,5 miljoen van het Rijk doen. Dat kleine budgetje wat over gebleven is van vorig jaar is een incidenteel bedrag en hoort naar mijn idee, volgens onze financiële regels, dan ook gewoon vrij te vallen aan de algemene reserve. Anders zou je dus eenmalig iedereen een cent meer moeten teruggeven en het het volgend jaar weer op een andere manier gaan doen. Dat is voor burgers ook alles behalve duidelijk. Dat even ten aanzien van de motie. De motie over uitstel van de CDA-fractie ben ik op ingegaan Dan ga ik door met de beantwoording. Ik kom bij mevrouw De Haan, die nog een paar technische vragen heeft gesteld. Ik zal er niet uitvoering op ingaan. Mensen van verpleeg- en verzorgingshuizen krijgen gewoon f 100,- terug, wij maken daarbij gebruik van de administratie van de verpleeg- en verzorgingshuizen, omdat wij die adressen niet hebben. Kamerbewoners, die geen student zijn, krijgen op het moment dat zij belasting betalen de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 10