Blad r 5t\ Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1999 De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en we beginnen, zoals we gisteravond hadden afgesproken, bij agendapunt 26. De heer Krol had gevraagd om 26 en 27 gecombineerd te kunnen bespreken. De besluitvorming gaat natuurlijk wel in fasering, maar agendapunt 26 en 27 zijn nu aan de orde. Punt 26 en 27 (bijlage nr. 161 en 171) De Voorzitter: Aan de orde is Evaluatie van de Zalmsnip en Voorstel tot aanpassen van de heffing van rioolrechten. De heer Van Mourik: De VVD-fractie heeft ten aanzien van het pakket belastingvoorstellen van meet af aan oog gehad voor de moeilijke positie van het college, om een samenhangend pakket van voorstellen aan ons als raad te kunnen presenteren. Het totale pakket dat er nu ligt ademt in die zin een zekere consistentie. Enerzijds het meer selectief toekennen van de Zalmsnip, waardoor de effectiviteit qua lastenverlichting wordt vergroot voor onze belastingplichtige burgers, anderzijds integratie van OZB en rioleringsheffing waarbij deze laatste afzonderlijke heffing weer verdwijnt. Bij dit laatste voorstel komt de financiële zwarte piet heel nadrukkelijk te liggen bij de eigenaren van woningen met een taxatiewaarde van boven de f 150.000,-. Dit nadeel weegt niet op tegen het eerstgenoemde voordeel, als je het puur financieel bekijkt. Bij het bekijken van het totale pakket aan voorstellen hebben aspecten, zoals beperking van de perceptiekosten, beperking van fraudegevoeligheid en beperking van de juridische risico's die we liepen en die wij dan in de toekomst minder gaan lopen, voor ons als VVD-fractie een grote rol gespeeld. Op een gegeven moment zijn dat zelfs mede redenen geweest om als VVD-fractie het totale voorliggende pakket niet onverdeeld negatief te gaan beoordelen. In de commissiebehandeling is echter gebleken dat er geen meerderheid is te vinden voor de voorstellen ten aanzien van de Zalmsnip. Daardoor doet de noodzaak zich voor om de verschillende voorstellen meer nadrukkelijk op hun afzonderlijke merites te gaan beoordelen. Verder is meer bekend geworden van de effecten van de verschillende voorstellen. De voorstellen met betrekking tot de Zalmsnip hebben onze steun. De brief van minister Peper, die wij gister uitgereikt hebben gekregen en waaruit zou moeten blijken dat onze gemeentelijke beleidsvrijheid beperkter is dan het wettelijk kader van de Gemeentewet, is niet consistent en ook niet overtuigend. Dit is ook logisch omdat het Rijk probeert de autonomie van de gemeenten in te perken, nadat er een decentralisatie naar het Gemeentefonds heeft plaatsgevonden, terwijl de Gemeentewet op dit onderwerp in die betreffende artikelen heel nadrukkelijk Blad Z" S5 Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1999 spreekt van kunnen en dus niet van moeten. De gang van zaken in Leiden en de krampachtige, quasi flinke houding van het ministerie daarna, onderstrepen deze stelling. Ten aanzien van de voorstellen met betrekking tot de OZB en de rioleringsheffing is voor de VVD-fractie de afweging niet moeilijk. Lastenverlichting voor een grote groep burgers ten koste van de eigenaar/bewoners van de wat duurdere woningen. Dat zijn niet alleen bestaande woningen, maar ook de woningen waarvan we de komende jaren zo'n 8.000 willen toevoegen aan onze woningvoorraad. Bij de behandeling van de plannen voor de Bullepolder heeft wethouder Den Oudsten gisteravond heel treffend het belang verwoord dat juist onze gemeente heeft bij deze bouwinspanningOp verschillende manieren heeft onze gemeente zich beleidsmatig verbonden tot een hoog ambitieniveau met betrekking tot een bouwprogramma, juist in die hogere marktsegmenten. Door middel van LEVI 2030, het Meerjaren Ontwikkelingsperspectief, de afspraken in OKL-verband in ons actieve grondbeleid, zetten wij risicovol in op het realiseren van een meer evenwichtige woningvoorraad en daarmee een bredere economische basis van onze gemeente. In dat licht bekeken zijn de voorstellen dan ook een volstrekt verkeerd signaal. Het komt erop neer dat je een bepaald product in de markt wilt gaan zetten en dat je op voorhand de exploitatielasten gaat opschroeven. De VVD- fractie vraagt zich in alle gemoede af of je de attractiviteit van Leeuwarden als woonstad, zoals die ons allemaal voor ogen staat, hiermee dient. Het blijkt dat wij prima en unaniem lange termijn beleid kunnen vaststellen, maar dat we moeite hebben met de korte termijn consequenties. Het gemeentelijk belastingen- en tarievenbeleid dient ondersteunend en faciliterend te zijn ten opzichte van onze beleidsambitiesook en juist voor de langere termijn. Bij dit voorstel is eerder van de omgekeerde situatie sprake. Ik heb gisteren kunnen lezen dat Leeuwarden gelukkig goed heeft gescoord bij de verdeling van de GSB-middelenUitermate positief! Maar één van de criteria, waarop wij als gemeente zullen worden afgerekend, is wel de mate waarin wij er de komende jaren in zullen slagen groepen mensen met midden en hogere inkomens naar ons toe te halen. Nogmaals, een verkeerd signaal op een verkeerd moment en ook niet zonder risico's. Bij het voorgaande dient ook nadrukkelijk de tariefstelling ten opzichte van onze buurgemeenten en de rest van Friesland te worden betrokken. Dat wij het met onze lastendruk ten opzichte van Maastricht of Middelburg misschien niet zo slecht doen, is minder van belang bij het teruglopend provinciaal binnenlands migratiesaldo. Leeuwarden zal het de komende jaren in dit woningmarktgebied moeten verdienen, heeft daarvoor middels OKL goede condities gecreëerd en moet het nu waarmaken. Uit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 2