Blad 14 ^6
Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1999
zouden moeten hebben op een uitkering. Als we kijken naar
de evaluatie, moeten we helaas vaststellen dat de
uitvoeringskosten van de Zalmsnip bijzonder hoog zijn.
Opvallend is dat de vaststelling van de rechtmatigheid van
de doelgroep kamerbewoners zeer arbeidsintensief is en
daarmee de uitvoeringskosten bijzonder hoog zijn. De kosten
wegen daarmee niet op tegen de baten. In de commissie is
hierover uitvoerig gesproken. Voor mijn fractie zijn de
hoge uitvoeringskosten voor kamersbewoners, dan hebben we
het over een uitvoeringsbudget van circa f 80.000,-, een
belangrijk argument om niet te kiezen voor optie nummer 3.
Met optie 1, het voorstel van het college, kan mijn fractie
eveneens niet akkoord gaan. Reden is dat mensen met een
minimumuitkering of -inkomen en personen die verblijven in
een verzorgingshuis of verpleeghuis worden uitgesloten van
een uitkering in het kader van de Zalmsnip. Gelet op de
inkomenspositie van deze groep kan worden gesteld dat het
om een groep gaat die zeer kwetsbaar is. Onvoorziene
lastenstijging kunnen zij niet goed ondervangen. Mijn
fractie vindt het dan ook onaanvaardbaar als deze groep
wordt uitgesloten van de Zalmsnip. Volgens de circulaire
fiscale zaken van Binnenlandse Zaken, die we gisteravond
hebben ontvangen, dienen huishoudens die kwijtschelding
ontvangen ook f 100,- lastenverlichting te ontvangen. Een
ander argument is dat het niet valt te rijmen als enerzijds
de bedrijven worden gecompenseerd met het voorstel van het
college en anderzijds mensen met een minimuminkomen geen
compensatie krijgen, terwijl het Rijk dat niet toelaat. Dit
vinden we in ieder geval niet rechtvaardig ten aanzien van
mensen met een minimuminkomen.
Alles overwegende gaat mijn fractie akkoord met optie 2 en
daarmee kunnen we zeggen dat we de motie van de PvdA-
fractie zullen gaan steunen.
In de Commissie Bestuur en Middelen heeft mijn fractie
aangegeven een groot voorstander te zijn van het breed
waterspoor. Op deze wijze kan de heffing worden toegepast
op basis van het uitgangspunt 'de gebruiker betaalt'De
berekening en de beargumentatie over waterspoor, zoals
vermeld in het vorige voorstel, zijn slechts gebaseerd op
het smal waterspoor. Wat dat betreft doet het college er
goed aan om dit als zodanig te vermelden. Mijn fractie is
het eens met het college dat het smal waterspoor
onvoldoende goed werkt en nadelen heeft. De PAL/GroenLinks-
fractie is zeker van mening dat het breed waterspoor een
goed inzetbaar instrument is. In de Commissie Bestuur en
Middelen heeft de wethouder de toezegging gedaan de
ontwikkelingen en onderzoeken rondom het breed waterspoor
te betrekken in het toekomstige beleid ter zake dat de
mogelijkheid daarmee bestaat om te zijner tijd af te
stappen van besluitvorming die de raad wellicht vanavond
neemt
Blad >5
Verslag van de raadsvergadering van 14 december 1999
Voorzitter, reden voor mijn fractie om te kijken naar
andere mogelijkheden en alternatieven zoals vermeld in de
notitie
In de Commissie Bestuur en Middelen van 24 november jl.
heeft mijn fractie aangegeven akkoord te gaan met optie 5,
zijnde het voorstel van het college inhoudende dat het
rioolrecht wordt omgezet in rioolbelasting en deze
vervolgens onder te brengen in de OZB. Belangrijk argument
bij de keuze van mijn fractie is dat met optie 5 de
juridische risico's worden weggenomen. Met betrekking tot
de ingangsdatum van 1 januari 2000 heeft mijn fractie in de
commissie een voorbehoud gemaakt. Na nader beraad is mijn
fractie tot de slotsom gekomen de ingangsdatum wel vast te
stellen op 1 januari 2000. Daarmee zullen we niet kiezen
voor uitstel met een jaar zoals de CDA-fractie verwoord
heeft in een motie.
Mijn fractie had liever gewild dat de hertaxatie c.q. het
rechtmatige vaststellen van de OZB eerst had plaatsgevonden
en pas daarna de administratieve samenvoeging. Op basis
hiervan zou je enigszins de mogelijkheid kunnen hebben om
correctie toe te passen. Maar dat is niet helemaal zeker.
Wij realiseren ons terdege dat uitstel een groot financieel
risico met zich meebrengt. Dat vindt mijn fractie eveneens
onaanvaardbaar. Uitstel met een jaar zou betekenen dat
burgers op 1 januari 2001 op hetzelfde moment
geconfronteerd zullen worden met twee zaken, te weten: de
verhoging van de OZB als gevolg van de hertaxatie en de
administratieve samenvoeging. De burgers zullen dan het
gevoel krijgen met een forse lastenverzwaring te maken
hebben. Al met al reden dat mijn fractie akkoord gaat met
het voorstel van het college en wel in afwachting van de
resultaten van onderzoeken rondom het breed waterspoor.
De heer Stoker: Allereerst de rioolrechten. Over dat
onderwerp spreek ik ook namens mevrouw De Haan. Voor ons is
het enige acceptabele model om te komen tot een goede en
rechtvaardige heffingsgrondslag, het waterspoor. Belangrijk
is het milieu-uitgangspunt: door minder gebruik tot
besparing te komen. Belangrijk is de rechtvaardigheid. Je
betaalt naar de mate waarin je gebruikt. De kosten van
reinigen van water lopen steeds op en water lijkt een
steeds duurder en schaarser goedje te worden, hoewel je dat
niet zou zeggen op een regenachtige dag als vandaag.
Inzicht geven in de werkelijke kosten van water is de enige
manier om de prijselasticiteit van water te beïnvloeden. Nu
weet ik wel dat het smalle waterspoor nog niet ideaal is.
Het zou een stap in de goede richting zijn, alternatief 4
dus. Zelfs Wetterskip Fryslan roept ons nu, in
tegenstelling tot eerdere tijden, op ons te oriënteren op
het brede waterspoor. Wij willen het ~ollege vragen dat dan