Blad 40 120 Verslag van de raadsvergadering van 20 december 1999 Punt 21 (bijlage nr. 173). Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 19 (bijlage nr. 165). De Voorzitter: Aan de orde is Toelaatbaarheid van de be roeps- en/of bedrijfsuitoefening in woningen. (De heer Feddema verlaat de zaal.) Mevrouw WaandersHet is goed dat in de raadsbrief nu dui delijk wordt gemaakt dat het belang van de kraamkamerfunc tie van bedrijfsmatige activiteiten in woningen relatief is. Ik denk dat die opmerkingen goed zijn. Positief zijn ook de opmerkingen die worden gemaakt over de handhaving van bestemmingsplannen en daarmee dus ook over de handha ving van besluiten over bedrijfsmatige activiteiten in wo ningen. Maar waar we niet positief over zijn, is het feit dat het college bij her standpunt blijft om verzoeken om bedrijfsmatige activiteiten in woningen uit te voeren, aan te houden tot het moment van evaluatie in september 2000. Dat vinden wij geen goede ontwikkeling. Het kan leiden tot een zeer ongewenste bestuurspraktijk, waarop aanvragers ge antwoord moeten worden in de trant van: mevrouw/meneer wij hebben een beleid, wij hebben ook criteria waaraan wij u verzoek kunnen toetsen, maar wij passen ze even niet toe, want we weten niet of we dat eigenlijk wel willen. Dat vin den wij een ongewenste situatie, vandaar het volgende amen dement "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 20 december 1999; behandelende het agendapunt: Toelaatbaarheid van de be roeps- en/of bedrijfsuitoefening in woningen; besluit de tekst van deelbesluit 4 te laten vervallen en de tekst van deelbesluit 3 te wijzigen in: 'Tot aan de evaluatie van de hoofdlijnen van de detaiihandelsbeleid in september 2000 verzoeken die betrekking hebben op bedrijfsmatige activiteiten in woningen te toetsen aan de in deelbesluit 1 genoemde criteria en de verzoeken te honoreren indien ze niet in strijd zijn met die cri teria' De motie is mede-ondertekend door de heer Krol van de CDA- fractie en de heer Roekiman van de fractie PAL/GroenLinks De heer Krol: Kortheidshalve en om tijd te sparen voor een ander agendapunt, sluit de CDA-fractie zich aan bij de Blad HlH Verslag van de raadsvergadering van 20 december 1999 strekking van het verhaal van mevrouw Waanders. Daarom heb ben we de zojuist ingediende motie ook ondertekend. De heer Van Mourik: Bij de behandeling in de commissie van deze voorstellen hebben wij aangegeven dat wij op verschil lende punten vraagtekens hadden bij de criteria, zoals die nu worden voorgesteld. Dat sloeg toen met name op het punt handhaving. De raadsbrief geeft nu feitelijk de stand van zaken van de projecthandhaving, maar gaat niet in op de principiële vraag die ik toen gesteld heb: je moet geen re gelgeving willen vaststellen die je in de praktijk amper kunt controleren. Dat was toen een zwaar punt voor mij. Wat dat betreft zijn de voorstellen niet wezenlijk aangepast. Ik heb daarnaast aangegeven dat sommige van de nieuwe cri teria ons inziens zodanig ruim kunnen worden geïnterpre teerd, dat niet duidelijk is aan welke plannen je medewer king zou moeten verlenen. Er valt bijvoorbeeld het woord 'stedenbouwkundig aanvaardbaar'Dat kan van alles zijn. Wij hebben niet alleen een taak om dit soort verzoeken aan de hand van deze criteria te beoordelen. Wij hebben ook een taak om het woongenot van omwonenden te garanderen. Dat spanningsveld, dat is ons als VVD-fractie, hoe dat in de praktijk precies uitpakt, niet helemaal duidelijk. Daarom kunnen wij ons vinden in de voorstellen die zeggen dat de beroepsuitoefening nu op een goede manier kan worden aange pakt, dat de criteria met betrekking tot de bedrijfsmatige uitoefening zullen worden betrokken bij de evaluatie van het totale beleid ten aanzien van dit onderwerp. Daarom stemmen we in met de voorstellen en zullen de ingediende motie op dit moment niet ondersteunen. De heer Jacobse: Binnen onze fractie is uitgebreid gedis cussieerd over de voor- en nadelen van uw voorstel. Wat zijn goede argumenten voor en tegen. We hebben begrip voor de wens van mensen om in hun huis een beroep of bedrijf te willen uitoefenen. Echter, mijn fractie heeft alles overwe gende gemeend dat burgers die wonen in een straat of buurt, waar planologisch de bestemming wonen op rust, er van uit mogen gaan dat ze verschoond blijven van andere activitei ten in de woning dan wonen. De Wet op de ruimtelijke orde ning geeft zonodig de mogelijkheden om belangen opnieuw af te wegen en mogelijkheden via juridische toetsing. Daarom zijn wij het niet eens met uw voorstel. De heer P. de Jong: Er viel in de commissie een glaasje wa ter over de aantekeningen van de wethouder. Ik had ook het idee dat er een flinke bus haarlak leeg gespoten werd, want het debat eindigde in één grote mist. We hebben toen aan het college gevraagd wat zij nu eigenlijk gaat doen. Ik had

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 21