Blad 122. Verslag van de raadsvergadering van 20 december 1999 het idee dat het teruggenomen zou worden en nog een keer in de commissie aan de orde zou komen. Maar het ligt nu van avond voor. Wij hebben één en ander, naar aanleiding van die mistige discussie, nog eens goed doorgesproken. Onze conclusies is, alles afwegende, dat er nu een ander verhaal ligt. Ten aanzien van de beroepsuitoefening van de activi teiten, kunnen wij instemmen met het voorstel van het col lege. Wij constateren ook dat ten aanzien van bedrijfsmati ge activiteiten, in die zin is de raadsbrief ook aangepast, bepaald nog geen consensus heerst. Dat alles overwegende lijkt het ons verstandig om dat nog eens goed te doordenken en dat mee te nemen bij de evaluatie, die toegezegd is voor september 2000. Met andere woorden wij zullen het college voorstel volgen. De heer Kalsbeek: In de commissievergadering hebben wij po sitief geadviseerd over deze nota. Dat blijven wij in grote lijnen ook doen. Maar wij staan ook sympathiek tegenover het amendement van de PvdA-fractie om de rekst van deelbe- sluit 4 te laten vervallen en de tekst van deelbesluit 3 te wij zigen De heer Stoker: Ik ben het geheel eens met wat de heer Van Mourik van de VVD-fractie naar voren heeft gebracht over dit beleid. Ik wil me daarbij aansluiten. Ik kan het niet beter zeggen dan de heer Van Mourik zonet gedaan heeft. De heer Brok (weth.): Dit is een discussie die al enige tijd loopt. De toezegging om een keer met de nota Bedrijfs- en beroepsuitoefening vanuit woningen te komen, is in het verleden al door het college gedaan. We hebben er in de commissie vrij lang over gesproken. Ik denk dat de heer De Jong goed illustreert hoe die discussie daar verlopen is. Het college heeft het besluit als zodanig aangepast en ook de raadsbrief op een aantal punten aangepast. Het feit waarom het college een splitsing maakt tussen bedrijfsuit oefening en beroepsuitoefening is gelegen in het feit dat bedrijfsuitoefening duidelijke raakvlakken heeft met de- tailhandelsbeleid, ook vaak een onderdeel is van het de- tailhandelsbeleidDaarover hebben we afgesproken in de hoofdlijnen van detailhandelsbeleid, die we vorige week nog in beslotenheid hebben geëvalueerd in de eerste ronde, dat we daar een concentratiegebied voor een aantal gebieden voor voeren. Dan lijkt het ons, in het verlengde van dat beleid, niet juist om elders buiten de concentratiegebie den, met name ook de binnenstad, bedrijfsuitoefeningen in woningen toe te laten. Mocht de raad van mening zijn dat dat anders moet, vinden wij de evaluatie, waarin voorzien is, het moment om daar op terug te komen. We hebben daar Blad AS IZ*> Verslag van de raadsvergadering van 20 december 1999 duidelijke afspraken, zelfs middels een raadsbreed onder steunde motie, over gemaakt, dat die zal gaan plaatsvinden in het najaar van 2000. Het college wil dan ook graag vast houden aan dat standpunt, dus in het verlengde van de hoofdlijnen voor detailhandelsbeleid nu geen bedrijfsuitoe- feningen in woningen toelaten. In die zin raden we ook het ingediende amendement van de PvdA-fractie, dat ondertekend is door de CDA-fractie en door een aantal andere fracties is ondersteund, af. De heer Van Mourik gaat nog in op het onderdeel handhaving. Het college heeft wel in de raadsbrief op laten nemen hoe het onderdeel van de handhaving gezien moet worden in het kader van de werkgroep, die er op dit moment mee bezig is. Blijft wel de insteek van het college dat al het beleid, dat vastgesteld wordt, ook handhaafbaar moet zijn. In die zin sluit ik mij aan bij datgene wat hij daar over gezegd heeft De heer Jacobse neemt duidelijk stelling in. In die zin is hij geheel consequent met de opmerkingen die hij gemaakt heeft in de commissievergadering. Ik hoef daar verder niet meer op in te gaan. De heer Jacobse: Ik wil toch één opmerking maken over de motie die is ingediend. Het verbaast mij toch een beetje. We hebben met elkaar een bepaald beleid afgesproken. Voor diverse partijen zitten in dat detailhandelsbeleid zaken waar wij niet gelukkig mee zijn. Dat zal per fractie ver schillend zijn. We hebben met elkaar afgesproken dat we dat op een bepaald moment gaan evalueren. Voor een aantal on derdelen van het beleid heeft mijn fractie gezegd: dan wachten wij met dat soort zaken ook tot dat moment. Ik ver baas me een beetje dat partijen bepaalde elementen daar vast gaan uithalen, want ik vind dat wij dan ook niet ge bonden zijn aan het wachten tot die evaluatie. Dat betekent dat wij ook met voorstellen kunnen komen om dat beleid bij te gaan stellen. Dat dan niet meer het argument van partij en kan zijn 'maar wij hebben afgesproken dat....'. Of we evalueren dan of we zien er vanaf en we gaan geen beleid maken. Ik vind dat je niet op twee gedachten kunt hinken. (De Voorzitter: Wat betekent dat voor de motie meneer Ja cobse De motie van de PvdA-fractie gaat veel verder dan het voor stel van het college en daar waren we het al niet mee eens. Mevrouw WaandersIk kan me overigens herinneren, dat meer partijen dan die nu de motie ondersteunen, in de commissie hebben uitgesproken dat ze vonden dat het college op een dubbele manier bezig was. Enerzijds akkoord gaan met de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1999 | | pagina 22