Blad K> 50
Verslag van de raadsvergadering van 20 december 1999
De heer Bilker (weth.): Er zijn drie belangrijke overwegin
gen van het college geweest om tot dit voorstel te komen.
Dat is allereerst dat het een antwoord is op de vraag van
uit het Bestuursprogramma: hoe betrek je de bewoners veel
directer bij het bestuur, bij het wel en wee van hun omge
ving en hoe intensiveer je de relatie burger-bestuur.
Het tweede is dat in het Bestuursprogramma 1998-2002 een
hele duidelijke alinea is opgenomen over mogelijke ver
schuiving van beslissingsbevoegdheden en over wijkbudget
ten. Er moest zelfs binnen twee jaar een voorstel komen te
liggen bij de raad.
Een derde overweging is dat we vervolgens in dit voorstel
een antwoord op de vraag hebben gegeven, hoe verder met die
wijkaanpak zelf, nu deze nota tevens een evaluatie is ge
weest van de afgelopen jaren. De conclusie van burgemeester
en wethouders is dan ook dat het logisch is dat nu de vol
gende stap wordt gezet. Het wijkmanagementzoals het de
afgelopen heeft gefunctioneerd, heeft ook duidelijke be
hoefte aan die volgende stap. De voor- en najaarsbijeenkom
sten van de afgelopen jaren, met elke keer weer voornemens
van wat moet er gebeuren in de wijk en omgezet in actiepro
gramma's, riepen de vraag op: het moet professioneler, het
moet op meer inhoudelijke wijze. Dus is dit een combinatie
van directe vorm van zeggenschap met een efficiëntere werk
wijze. Het collegevoorstel spreekt dan ook over een actief
wijkbeheer en een wijkontwikkeling.
Aan de hand van de reacties naar aanleiding van de in
spraakprocedure, heeft het college nu aanpassingen verricht
in het oorspronkelijke voorstel. We hebben het volgende ge
zegd: je moet zoveel mogelijk rekening houden met de reac
ties, opmerkingen, feiten en wensen en dat moet in ieder
geval voor een periode van twee jaar. Na één jaar, wat in
de Commissie Bestuur en Middelen gevraagd is, kunnen wij
een tussenbalans opmaken van hoe het reilt en zeilt. Dat
komt als een momentopname in de Commissie Bestuur en Midde
len, de heer Drewel vroeg er net naar. Het college heeft
gesteld dat we flexibel moeten omgaan, ik zeg dat toch met
enige nadruk, met de uitvoering. De ene wijk is de andere
ook niet. Het is en blijft een leerproces met vallen en op
staan, maatwerk dus, staat in de notitie. Ook voor de wij
ken is het een andere rol, van beïnvloeding naar meer zelf
sturing. Dan krijgt elke wijk daarboven f 10,- per inwoner
voor extra wijkbudget. Dat is met de extra's voor de dorpen
en de binnenstad afgerond f 1 miljoen, zoals u weet. Dat is
op zich, op één wijk na, gunstig ontvangen. Mevrouw Waan-
ders vroeg wat er gebeurt met wijken die daar negatief te
genover staan. Die gaan in dat aspect niet mee. Dat blijft
op het oude knelpuntenbudget van f 5.700,-.
Nu wordt in de motie voorgesteld om maximaal f 750.000,- in
de jaren 2001-2002 te reseveren. Dan mis ik een overbrug
ging van f 80.000,-. Want nu is het voorstel voor het jaar
Blad^U
Verslag van de raadsvergadering van 20 december 1999
2000, eenmalig budget dus, f 1 miljoen plus f 188.000,-.
Dat laatste is het knelpuntenpotje, dat schaffen we na één
jaar weer af. Dat bedrag staat structureel in de begroting.
Als je dat afhaalt van die 1 miljoen hou je
f 820.000,- over ter dekking. Willen we f 10,- per inwo
ner handhaven, dan zal er sprake moeten zijn van afroming
van het extra budget voor de binnenstad of de dorpen, of de
binnenstad én de dorpen. Maar aardig is dat niet. In het
voorstel van de motie zit, naar mijn gevoel, een gat van
f 80.000,-, maar ik verneem graag hoe de indieners van de
motie daar tegenover staan. Mijn voorstel zal zijn om dat
van het binnenstadbudget af te halen.
Overigens wordt er in de motie over de ingangsdatum 1 juni
2000 gesproken. Ik ga er vanuit dat er wel begonnen kan
worden met de voorbereiding, althans met de zaken in de
steigers te zetten.
Als de heer Van Mourik en ook anderen vragen naar de pre
cieze functiepositie te omschrijven van een wijkmanager,
wil ik verwijzen naar de notitie op bladzijde 15, waar een
tiental punten staat, waaraan de wijkmanager zal moeten
voldoen. Het klopt dat het rapport evaluatie van de Reke
ningcommissie heel nadrukkelijk de vinger op een zwakke
plek legt. Dat moeten we inderdaad niet ontkennen. Nadere
precisering is, daar ben ik het mee eens, op zijn plaats.
De heer Drewel zegt dat het een groeimodel is, maar het
mankement in het hele stuk is, dat hebben anderen ook ge
zegd, het financiële aspect. Daar gaat de motie ook over.
De heer Drewel zegt dat er twee momenten zijn in het jaar
waarop je dit zou moeten regelen. Dat was ook de intentie
van het college. U hebt mij dat in de commissie ook horen
zeggen. Maar wij vonden het wei van belang dat wij konden
beginnen en dus is er, voor één jaar in ieder geval, inci
denteel dekking gevonden. Zo is het gegaan. Ik ben het eens
met hen die zeggen dat als dit eenmaal wordt ingezet, je
het dan ook moet ook afronden.
De heer Jacobse en anderen hebben gesproken over het wijk-
panel. Hier is, zegt de heer Jacobse, de wethouder niet be
reid gebleken dat nader te regelen. U heeft net van mij ge
hoord, dat wij het niet in alle finesses willen regelen.
Die keuze is ook niet gemaakt, het is een groeimodel. Wel
is er sprake, dat hebben ook de heer Kalsbeek en de heer De
Jong over de representativiteit gezegd, van een reglement.
In de bijlage is dat reglement opgenomen. We zullen heel
scherp letten op de diversiteit naar leeftijd, naar achter
grond en naar spreiding. De heer De Jong geeft nog een sig
naal af naar schaalvergroting, dat het niet moet betekenen
dat de grenzen van de huidige wijken en buurten altijd en
eeuwig hetzelfde moeten zijn. Ook dat ben ik met hem eens.
Ik vind het jammer dat de heer Jacobse op dat punt zegt dat