Blad 20 Verslag van de raadsvergadering van 20 november 2000 meente is zelf eigenaar van de Beurs en de Waag en zal dus ook mee moeten betalen. Dan het tijdstip waarop de baatbelasting moet ingaan. Dit is een vraag van de CDA-fractie. In de commissievergadering is hier ook al over gesproken door diverse partijen. Veel winkeliers hebben de afgelopen tijd stagnatieschade gehad door een behoorlijke omzetverlaging tijdens de werkzaamhe den. Deze werkzaamheden zijn nog steeds niet geheel afgelo pen en zullen het komend jaar verder uitgevoerd moeten wor den, cq. aanpassing, herstrating foutieve uitgevoerde werk zaamheden. Ook de nodige fietsenstallingen zullen er nog bij moeten komen. Parkeervoorzieningen zijn financieel niet meegenomen in de berekeningen maar zijn op dit moment wel verminderd. Ook nu bekend is dat de nieuwe parkeergarage bij de Oldehove veel later klaar komt, zullen wij op dit moment niet meer moeten spreken van baten voor de winkeliers, in ieder geval geen meer baten dan voorheen. De baten vaststellen uiterlijk één jaar na voltooiing voorzieningen is een vereiste. Aanslagen opleggen moet binnen drie jaar na ingang heffing betreffen de belastingjaar. Voordat de CDA-fractie akkoord kan gaan met uw voorstel, willen wij graag van u vernemen vanaf welk moment de hef fingen worden opgelegd. De heer Zwart: Zoals de heer Van Mourik ook al gememoreerd heeft, is dit onderwerp uitgebreid aan de orde geweest in de commissievergadering. Ik wil daarbij in herinnering roe pen dat wij in de raadsvergadering van 15 maart 1999 in principe ons al uitgesproken hebben voor deze baatbelas ting. Ik onderschrijf de stelling van de heer Van Mourik dat ook onze voorkeur zou zijn uitgegaan naar een wat gro ter draagvlak bij de ondernemers. Wij hebben begrepen dat het college ook veelvuldig en constructief overleg heeft gevoerd met de ondernemers hieromtrent, ook heeft gepro beerd om de optie die de ondernemers hebben aangedragen, namelijk om een groter gebied, het gebied binnen de stads grachten hierbij te betrekken, ook serieus onderzocht heeft, maar tot de conclusie is gekomen - ik meende dat de heer Feenstra dat ook al even aanstipte - dat dit toch in juridische zin een risicovolle variant is. Ik denk dat wij daar serieus naar moeten kijken. Het draagvlak binnen de ondernemingsvereniging is ook weer niet zo groot gebleken dat zij waarborgen kan bieden voor bijvoorbeeld het afslui ten van een groot aantal exploitatieovereenkomsten, want dan zouden wij er af zijn. Die garantie kan van de kant van LEON, uitaard zou ik zeggen, niet geboden worden. Dus onder de gegeven omstandigheden denk ik dat wij moeten inzien dat de keuze, die het college ons voorlegt, relatief gezien - Blad 21 Verslag van de raadsvergadering van 20 november 2000 ik zeg hier duidelijk relatief gezien - juridisch het minst risicovol is. Er resten nog wel een paar vragen. Er is in de commissie uitgebreid stilgestaan bij het moment waarop die baatbelasting geheven moet worden. Ik wil ook hier nogmaals richting de wethouder vragen dat wij helder heid omtrent dat moment moeten bieden. Ons inziens zou de akkoordverklaring van de opdrachtgever, zijnde de gemeente, met de oplevering wellicht een moment zijn waarop je kunt zeggen: dan is die helderheid aanwezig en dan kunnen wij constateren dat wij die baatbelasting ook daadwerkelijk kunnen heffen. Graag een reactie van de wethouder op dat punt. Voorts zijn er ook nog door de ondernemersverenigingen een tweetal vragen gesteld. Die hadden betrekking op de bena ming van het Waagplein. Ik denk dat het goed is dat de wet houder daar ook nog even een antwoord op geeft. Ten tweede de meerkosten die de waaiervormige bestrating op de pijp met zich meebrengt, in hoeverre die in de baatbe lasting is betrokken. Ook daarop zou ik graag een antwoord hebben De heer Den Oudsten (weth.): Wij hebben hier inderdaad vrij uitgebreid en vaak over gepraat. Niet in de laatste plaats omdat het een instrument is waar wat kantjes aan zitten, waardoor je niet precies weet in hoeverre je straks ook in vrij forse procedures terecht komt. Als je kijkt in het land hoe het baatbelastinginstrument gehanteerd wordt, dan zie je daar verschillende elementen, maar het komt veelvuldig voor dat er veel protesten zijn en de jurisprudentie is relatief onzeker. Van mijn kant heb ik dat punt ook nadrukkelijk neergelegd om ook aan te geven dat als wij die weg gaan, dan moeten wij ook met dit soort elementen rekening houden. Een van de zaken die daarbij aan de orde waren is van hoe ga je nu om met met name de uit stralingsbaat. Ik begrijp dat het volgende punt op de agen da minder problematiek geeft dan dit. Die uitstralingsbaat is natuurlijk ook wat een apart gegeven. Daarvan hebben de ondernemers gezegd, zorg dan maar voor een zo groot moge lijke uitstraling, zodat het te heffen bedrag per eigendom zo gering mogelijk is. Daarin hebben wij een afweging ge maakt. Die afweging hebben wij in de commissie uitgebreid over gepraatWij hebben er de argumenten bij gegeven en die worden door een aantal van u gedeeld en door een aantal niet. Ik begrijp nu dat de VVD-fractie in ieder geval hel der heeft gemaakt dat zij er op deze manier helemaal niks voor voelt, het verdelingspunt en het op dit punt niet tot overeenstemming kunnen komen met het LEON (de ondernemings- verenining) hanteert als aanleiding. Ik vind dat jammer,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2000 | | pagina 11