Blad 48 Verslag van de raadsvergadering van 15 en 16 oktober 2001 richten. Die moet gaan schoonmaken, die moet gaan baggeren, die moet gaan investeren op die locatie. Dat toont ook al hoe moeilijk het is om zo'n kettingbeding op een goede manier te regelen. Want die investering zitten niet verdisconteerd in de koopsom, die nu wordt afgesproken, vallen wel onder het kettingbeding als het over een aantal jaren eventueel in werking zou treden. Dus ik kan me aansluiten bij de stelling van de heer Feenstra, waarbij hij zegt dat het kettingbeding op zich juridisch niet goed vorm te geven is. Nog even afgezien van de inhoudelijke discussie, zoals die ook door de heer Ten Hoeve is aangezwengeld. Ik heb in de commissie te kennen gegeven dat wij ons best een andere vorm van omgaan met onroerend goed kunnen voorstellen, maar dan serveer je ook meteen de jachthavenclub af als onderhandelingspartner en dan geef je dus ook niets om de mensen met kleine bootjes, die daar liggen en waarvan je toch wilt dat die door kunnen gaan met de watersport. Dat waren de overwegingen die toen genoemd werden, daar hebben wij oog en oor voor gehad en daarom gaan we akkoord met het voorstel. De heer Hoogeveen: Voorzitter, dat laatste punt van de heer Van Mourik, waar hij opkomt voor de kleine man, zoals de heer Ten Hoe ve zegt, zou ik graag willen ondersteunen. De Stichting Nieuwe Leeuwarder Jachthaven is toch een beetje het volkstuincomplex on der de jachthavens en wat de fractie van D66 betreft mag dat ge rust zo blijven. De heer Feenstra van de CDA-fractie zegt: we moeten ook in het kader van de staande mastroute de grotere boten en de mooiere schepen een plek geven. Zolang dat ook is, zijn we het daar mee eens. Dat kan op een andere plek een hele goede ontwikkeling zijn, maar op deze plek vinden we dat de stichting goed werk heeft ge daan, daar langjarig een huurcontract heeft (daarmee ook rechten op deze plek heeft) en dan ga je dus niet aan de hoogste bieder verkopen. Dan ga je met de partij, die daar zit en daar moet blij ven, ook een goede overeenkomst sluiten en dat heeft het grondbe drijf en de wethouder gedaan. De heer Roekiman: Er ligt een motie en van mijn fractie wordt ver wacht om daar op te reageren. Wij zijn in de commissie akkoord gegaan met het voorliggende voorstel. Het verbaast mij dat er op deze manier over deze zaak wordt gediscussieerd. Of je gaat akkoord met de verkoop of je gaat niet akkoord met de verkoop. Vervolgens kun je spreken over een kettingbeding, maar de clausule, zoals die hier wordt genoemd, is juridisch niet haal baar. Ik kan mij er iets bij voorstellen dat je over een ketting beding spreekt, maar dan zou ik min of meer in de richting spreken van dat de gemeente de eerste koop heeft bij verkoop. Tot zover zouden we best wel met de zaak mee willen gaan, maar niet zoals de PvdA-fractie bij motie heeft gevonden dit te doen. Dus wij gaan niet akkoord met de motie van de Partij van de Ar beid. Blad 49 Verslag van de raadsvergadering van 15 en 16 oktober 2001 Mevrouw Dolstra: Mevrouw de voorzitter, onze fractie gaat ook niet akkoord met die motie. Het is een stichting en het is zoals de heer Van Mourik ook al zei, ze komen zo meteen te staan voor de grote kosten, want er blijkt ook een asbestvervuiling te zijn. Hier zijn ze er dus niet mee vanaf, met het hebben van deze jacht haven. Daarnaast is er ook nog een jachthaven in de buurt van de Jachthavenlaan, die wel commercieel werkt, en dat eventueel ge schikt zou zijn voor de grotere boten. We gaan akkoord met het voorstel zoals dat er ligt. De heer Brok (weth.): Ja, voorzitter, eerst even over de prijs. Er wordt hier gedaan alsof we de jachthaven, de grond en het wa ter, haast voor niets weggeven. Ik wijs u er wel op dat er een bestemmingsplan ook op dat gebied ligt, dus is het absoluut niet mogelijk om daar, bij verdwijning van de Leeuwarder jachthaven, opeens die sloot te dempen en per vierkante meter vierhonderd gul den te vragen. Ook een nieuwe eigenaar heeft natuurlijk te allen tijde rekening te houden met het bestemmingsplan, zoals het daar ligt, dat dient gerespecteerd te worden. Daar gaat het ook het college om. Waar het college probleem mee heeft is dat u hier een beeld probeert te schetsen van dat het college grond voor een ap pel en een ei probeert te verkopen, daar is absoluut geen sprake van. We hebben hier een huurcontract vanaf 1957 en binnen dat 'format' is onderhandeld met een partij en daar is dan ook geen ruimte om met andere partijen te onderhandelen. Dat heeft u het college ook opgedragen. Daar hebben wij ons aan gehouden en daar is een hele goede prijs uitgekomen, vooral als je kijkt wat die stichting daar allemaal moet gaan baggeren, moet gaan opruimen en achterstalling onderhoud weg moet ruimen. Ik handhaaf mijn stel ling over de grond en het bestemmingsplan, daar kan ik helaas, ook al zijn mensen het daar niet mee eens, niks aan af doen. Er is volgens mij van een punt nog nooit zoveel gelekt uit een besloten vergadering, want iedereen citeert zijn inbreng uit een besloten vergadering, maar dat terzijde. De heer Feenstra van de CDA-fractie wijst op het punt van: zou het niet verstandig zijn om dat gebied daar op te ruimen en nieuwe ontwikkeling voor te staan. Het college is geen voorstander van dat kettingbeding, maar wat wel interessant zou zijn is als op enig moment aan de zuidkant van de stad - en de heer Feenstra doet daar een buitengewoon interessante suggestie - een nieuwe ontwik keling mogelijk zou blijken te zijn. Dat we gewoon met open boeken kijken of wij het een en ander kunnen vervreemden en dan weet ik zeker, zo gaat dat ook bij andere partijen, dat de opbrengsten van de verkocp van het één ingezet kunnen worden voor de ontwikkeling van een ander. En ook dan heeft de gemeente daar voordeel bij. Er is ook door andere sprekers ingegaan op dat juridisch het een en ander niet haalbaar is. Ik heb dat in de eerste termijn ook gezegd. De ontvlechting tussen wat dan het deel van de een is en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2001 | | pagina 25