Blad 10 Verslag van de raadsvergadering van 29 oktober 2001 om na enige tijd ook mijn eigen functioneren kritisch tegen het licht te houden. Op het moment dat ik ervoor uitkwam dat het, gegeven de omstandigheden, beter had gekund, werd mijn eigen kritische beschouwing in onze cultuur als een zwaktebod uitgelegd. In mijn evaluatierapport over mijn functioneren van 15 april 2000, doe ik verslag aan de Commissaris van de Koningin. Daarin vermeld ik onder andere dat de bestuurlijke cultuur tussen college en raad mij bevreemdde. Zoals de ongeschreven regel, dat men vooraf van elkaar (en van de eigen fractie) weet wat de standpunten zijn, opdat men in de raad niet voor ongewenste verrassingen wordt geplaatst. Overigens verrassingen hebben meermalen plaatsgevonden, zoals destijds bij de vaststelling van de gemeentelijke tarieven en de huisvesting van daklozen. Op zichzelf zijn dit soort verrassingen uiteraard geen ramp, behalve wanneer zij - zoals in de meeste gevallen - voortkomen uit een gebrekkige politiek en beleidsmatige coördinatie. Ik heb mi; bij voortduring ingezet om hieraan zo veel mogelijk het hoofd te bieden Een bestuurscultuur betekent dat er sprake is van een waarde- en normenpatroon dat ten grondslag ligt aan de betrekkingen tussen ambtenaren en bestuurders en hun individueel gedrag. Opvallend is dat het gebruik van de term bestuurscultuurmeestal verwijst naar zwakheden en niet naar goede praktij kenZodra het woord bestuurs cultuur valt, is er meestal iets aan de hand." Aldus professor Korsten, hoogleraar bestuurskunde aan de Open Universiteit. De jarenlange problemen bij de afdeling Burgerzaken, het rapport van de Archiefinspecteur van 15 juli 2001, de Onroerend Zaakbelasting 1 en 2 affaires zijn enkele belangrijke voorbeelden van het door elkaar lopen van wensen, verwachtingen in normen en waarden van bestuur, politiek en ambtelijke organisatie. Ik licht er - als voorbeeld - de affaires van de Onroerend Zaak belasting uit. Naar aanleiding van deze affaires heeft de raad het college opdracht gegeven zo spoedig mogelijk een onderzoek Inventarisatie Risicogebieden breed in de organisatie uit te zetten. Ik verwijs hierbij naar besluiten van het College van B W van 3 en 10 juli 2001. Vanwege de hoogopgelopen zogenoemde OZB-2 affaire heeft de wethouder Financiën de wens geuit dat de 'onderste steen moet bovenkomen'. Gezien de politieke urgentie wacht de wethouder de ambtelijke inventarisatie niet af, maar geeft zij via de directeur Algemene Zaken de opdracht tot een snelle doorlichting (Quick Scan), uit te voeren door het Bureau MONSMA. Er is haast bij Dit besluit werd door B W gedeeld. De burgemeester is dus niet 'solistisch' achter de rug van de wethouder Financiën geheimzinnig om aan de gang geweest. De ambtelijke organisatie vond aanvankelijk dat er geen tijd was om mee te werken aan de Inventarisatie Risicogebieden. Het college was echter van mening dat vanwege de politieke urgentie, de ambtelijke organisatie en het onderzoeksbureau in goede samenwerking de analyse met spoed ter hand zou moeten nemen. De tijdelijke secretaris en de burgemeester nemen vervolgens contact op met het bureau De Boer Croon met het verzoek na de raadsvergadering van -• Blad 11 Verslag van de raadsvergadering van 29 oktober 2001 september direct met de analyse een aanvang te willen nemen. Ten grondslag aan deze analyse ligt de opdracht van een ruime meerder heid van de raadsleden. Het college koos op 3 juli voor de offerte van het Bureau De Boer Croon. Ook hier heb ik het collegestandpunt uitgevoerd en ben ik niet solistisch te werk gegaan. Gedurende de vakantie van de collegeleden stelt de tijdelijke secretaris in overleg met de burgemeester het conceptraadsvoorstel voor 10 september jongstleden op. In overeenstemming met het standpunt van het college. Dit raadsvoorstel werd in concept gereed gemaakt. Tijdens de afgelopen zomervakantie worden de hiervoor genomen besluiten in afwezigheid van 'de burgemeester' vrijwel geheel van tafel gehaald. In de B W-vergadering van 21 augustus luidt het nieuwe voorstel dat de eigen ambtelijke organisatie het onderzoek van de Risicoanalyse gaat maken en zo nodig met enige externe begeleiding. De burgemeester tekent verzet aan, met verwijzing naar de opdracht van de gemeenteraad en de eerdere B W besluiten Ondertussen was het resultaat van de Quick Scan van het Bureau MONSMA bij de portefeuillehouder Financiën aangekomen, echter niet bij de overige wethouders en de burgemeester. Ik heb het toen maar persoonlijk opgehaald. Ondanks het feit dat de wethouders het rapport niet hadden kunnen lezen, moest er toch een standpunt worden ingenomen over de te nemen maatregelen. Ik merkte op dat dit niet kon en stelde dat de wethouders eerst kennis moesten kunnen nemen van de inhoud van het rapport MONSMA. Ik heb mij toen opnieuw verzet en het agendapunt verdaagd naar een extra B&W-vergadering op 23 augustus. De portefeuillehouder deelt mee, nadat burgemeester en wethouders het rapport cc haar verzoek weer aan haar hadden moeten inleveren, dat na overleg met Bureau MONSMA. de Quick Scan wordt vernietigd en aangepaste aanbevelingen zouden worden gemaakt. En dan gaat het mis tussen de wethouders en de burgemeester. Ik blijf echter van mening dat voor de raadsvergadering van 10 september alle op dat moment bekende informatie aan de raad moet worden gegeven. Er zou immers een publiek debat worden gevoerd. De 'onderste steen' moest toch boven komen? In mijn hoedanigheid van voorzitter van de raad kreeg ik van het college niet de mogelijkheid om een kanttekening over deze gewraakte werkwijze te maken. Er bleef mij derhalve niets anders over dan mijn eigen aantekeningen te schrijven en vervolgens aan de collegeleden aan te bieden. Tóen is de 'bom' gebarsten. Mijn brief móést van tafel. Dat heb ik geweten! Ik nam de brief niet van tafel! In mijn loyaliteitsafweging koos ik voor de raad. Zondag 2 september wendde ik mij tot de Commissaris van de Koningin om hem van dit voorval in kennis te stellen. De CDK kon zich in mijn handelwijze vinden en vond dat ik als zelfstandig bestuursorgaan mijn positie en de daarbij behorende verantwoordelijkheid als burgemeester moest markeren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2001 | | pagina 6