oranjewoud S.l Doel van het MER S.2 De nooezaakvan de ontwikkeling van de Zuidlanden oranjewoud projector. 145549 19 januari 2006 versie 7 145549 Samenvatting MER 19-01-06.doc MER De Zuidlanden Samenvatting Het MER moet de milieu-informatie bevatten die het bevoegd gezag (de gemeenteraad van Leeuwarden) nodig heeft om de belangen van het milieu volwaardig mee te wegen in de besluitvorming over het bestemmingsplan van het deel van De Zuidlanden dat als eerste zal worden ontwikkeld. Dat is het bestemmingsplan voor het deelgebied Techum en/of het deelgebied jabikswoude. Hoewel deze plannen maar over een relatief klein deel van De Zuidlanden gaan, moeten ten behoeve van de besluitvorming van het eerste bestemmingsplan de milieugevolgen van het hele plan De Zuidlanden in beeld zijn. Met het eerste bestemmingsplan wordt immers de eerste stap gezet in de totale ontwikkeling. Hoe de ontwikkeling daarna verder zal gaan is dan nog niet in detail aan de orde, maar de bandbreedte waarbinnen de mogelijke milieugevolgen zich bevinden moet dan wel duidelijk zijn. Dit gegeven bepaalt de onderzoeksvragen voor het MER. Het MER moet voor De Zuidlanden als geheel de uiterste mogelijkheden voorde ontwikkeling van het gebied geven en op basis daarvan de maximale milieueffecten en de bandbreedte waarbinnen deze effecten zich kunnen bevinden in beeld brengen. De verwachte effecten van de deelgebieden Techum en jabikswoude moeten worden afgezet tegen de effectvoorspelling voor het gehele gebied De Zuidlanden. In het Advies voor Richtlijnen voor het mïlieueffectrapport (Commissie voor de milieueffectrapportage, 1 juli 2005) is aangegeven, hoe deze vragen kunnen worden beantwoord. Dit advies is op 28 november 2005 door de gemeenteraad van Leeuwarden overgenomen als onderdeel van de Richtlijnen voor het MER. Het MER volgt de aanpak volgens de richtlijnen. Om de uitersten in beeld te brengen zijn niet alleen de effecten van het Voornemen - gebaseerd op het Masterplan-alternatief in de startnotitie - onderzocht, maar zijn daarnaast de Terugvaloptie en het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) ontwikkeld en beoordeeld op hun milieugevolgen. Het MMA is het alternatief met een zo hoog mogelijk reëe! ambitieniveau op milieugebied. Het is uit het Voornemen afgeleid door voor alle milieuthema's de vraag te stellen of "het beter kan", bijvoorbeeld dooreen andere ruimtelijke inrichting, een andere fasering of aanvullende eisen op energiegebied. Daarbij is ook in ogenschouw genomen of andere veronderstellingen omtrent de marktontwikkelingen dan in het Voornemen als uitgangspunt zijn genomen, mogelijk kansen bieden voor een meer milieuvriendelijke invulling van het plan. Evenals het Voornemen gaat dit alternatief ervan uit, dat er een Haak om Leeuwarden zal worden gerealiseerd. Zo is een alternatief ontwikkeld, dat het meestmilieuvriendelijke uiterste voor de invulling van het plangebied in beeld brengt. De Terugvaloptie is gebaseerd op vanuit miiieuoptiek ongunstige veronderstellingen. Bepalend voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn de vaste uitgangspunten (waarover later meer) van het plan en de ongunstige veronderstelling, dat niet zal worden besloten tot de aanleg van een Haak om Leeuwarden. Deze veronderstelling heeft tot het gevolg, dat de capaciteit van het gebied terugloopt naar ca. 4000 woningen, in plaats van de beoogde 6500. Verder gaat dit alternatief uit van minimale eisen op het gebied van energie en duurzaam bouwen. Evenals bij de andere alternatieven, worden hoge milieueisen gesteld aan het watersysteem. Pagina 4 van 34 projectnr. 145549 MER De Zuidlanden Samenvatting 19 januari 2006 versie 7 145549 Samenvatting MER 19-01-06.doc Bij nadere analyse van de gevolgen voor de verkeersafwikkeling is echter gebleken, dat de Terugvaloptie - ondanks het lagere aantal woningen - niet realistisch is. Er zouden zodanig omvangrijke infrastructurele maatregelen nodig zijn, dat deze feitelijk niet zijn in te passen. Zo zou het tracé over de Overijsselse brug fors moeten worden uitgebouwd en zou ook het vervolg van de Overijsselseweg door het plangebied moeten worden verbreed. Dit heeft tot de conclusie geleid, dat de Terugvaloptie niet als een reëel alternatief kan worden gezien. Daarom wordt dit alternatief verder aangeduid als Tneoretische Terugvaloptie. De Theoretische Terugvaloptie geeft wat milieu betreft de ondergrens van de mogelijke invulling van het gebied, maar moet uiteraard wel voldoende passen bij de ambities van het plan voor De Zuidlanden. Daarom wordt - evenals bij het Voornemen - vee! waarde gehecht aan het respecteren van landschappelijke gegevenheden en het positief inbedden hiervan in het plan. De plannen voor Techum en Jabikswoude passen binnen elk alternatief. Verderop in deze samenvatting wordt uitgelegd, waarom hiervoor geen reële alternatieven bestaan. Het Voornemen, het MMA en de TheoretischeTerugvaloptie worden verderop in deze samenvatting uitgebreider gepresenteerd. Daaraan voorafgaand worden de achtergronden van het plan toegelicht en wordt ingegaan op de doelen van het plan voor De Zuidlanden. Leeuwarden is binnen Fryslan de grootste stad, met de meeste inwoners en de grootste werkgelegenheid. De stad heeft niet alleen een belangrijke centrumfunctie voor Frysian, maar heeft als vestigingsplaats van hoogwaardige diensten in een (stads-)omgeving die ruimte en kwaliteit biedt, ook een nationale functie. Opvallende kenmerken zijn de concentratie aan kennisinstellingen en de betekenis voorzorg en gezondheid (cure care). De centrumfunctie van Leeuwarden en het profiel als stad met veel hoogwaardige dienstverlenende bedrijven stellen de eis van meer woonkwaliteit, maar ook van de versterking van het stedelijke en sociaal-culturele klimaat. Hoewel Leeuwarden in de Nota Ruimte niet een nationale netwerkstatus heeft gekregen, vermeldt de Nota Ruimte wel dat de stad, als tweede hoofdstad van Noord-Nederland, financieel-economisch en ruimtelijk instrumenteel net zo behandeld wordt als het nationaal stedelijk netwerk Groningen- Assen. Er is een kwaliteitsslag ingezet om het profiel als dienstenstad te versterken en om een meer kennisintensieve ontwikkeling van belangrijke economische sectoren zoals de voedingsmiddelenindustrie te bevorderen. Representatieve vestigingsmilieus en gedifferentieerde hoogwaardige woonmilieus zijn essentiële voorwaarden voorde gekozen ontwikkeling. De stad heeft een te eenzijdige bevolkingssamenstelling, waarin (koopkrachtige) gezinnen zijn ondervertegenwoordigd. Jarenlang heeft die groep een vertrekoverschot laten zien. Leeuwarden kende een tekort aan geschikte woningen en woonmilieus voor deze groep, terwijl de dorpen in de omgeving wel aan deze vraag konden voldoen. Met de realisatie van het nieuwe woongebied Zuiderburen is de trend omgebogen en de start gemaakt met de beoogde kwaliteitsslag. Leeuwarden blijkt met deze ontwikkeling in staat om ookvoor de middeninkomens en de hogere inkomensgroepen een aantrekkelijk woonmilieu te bieden en deze groepen aan de stad te kunnen binden. Het beleid op dit gebied is dus succesvol. Pagina 5 van 34

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2006 | | pagina 178