3 toetsing. Zie artikel 5 doel van de restauratiehypotheek en artikel 12 weigeringsgronden. De subsidiëring van de monumentenrestauraties is recent geregeld in de subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2003. Bij het opstellen van die verordening is het hele proces tegen het licht gehouden. Bij het maken van deze verordening is daarvan gebruik gemaaktZo komt deze veror dening materieel voor een groot deel overeen met de veror dening uit 2003. Te denken valt aan: de omschrijving van het begrip monument; de opsomming van de subsidiabele activiteiten; het restauratieuitvoeringsprogram; het program' van eisen voor restauraties. Hoewel de wijze van subsidiering onvermijdelijk leidt tot een aantal aanpassingen is ook voor de procedure zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de genoemde verordening. Dat is gedaan om de bestaande werkprocessen zoveel mogelijk in stand te laten en om de subsidieverlening voor fysieke maatregelen in de sfeer van het bouwen zo uniform mogelijk te houden. Het heeft als bijkomend, en niet onbelangrijk, voordeel dat bij samenval van subsidies (bijvoorbeeld monumentensubsi dies en subsidie voor het scheppen van nieuwe woonruimte) de subsidieaanvrager wordt geconfronteerd met een zo helder mogelijk proces. Naast de verordening is de subsidietitel 4.2 van de Algeme ne wet bestuursrecht (Awb) van toepassing omdat deze recht streekse werking heeft. De verordening is van opzet beperkt, omdat alleen de subsi dies zijn opgenomen die aan derden (niet-overheidsorganen) kunnen worden toegekend. Volgens de subsidietitel 4.2 (ar tikel 4:21 derde lid) van Awb, hoeft er voor het verstrek ken van financiële middelen aan rechtspersonen die krach tens publiekrecht zijn ingesteld (zoals gemeenten) geen subsidieverordening te worden gemaakt omdat er in dat geval geen sprake is van subsidie. In de verordening is een plicht opgenomen om de werking van de verordening te evalueren, zie artikel 21. Evaluatie van regelgeving is in het algemeen van groot belang. Evaluatie is hier temeer van belang omdat het hier een nieuw soort subsidiering betreft; daarbij dient de vinger aan de pols te worden gehouden. Eventuele gebreken in de regeling die nen zo snel mogelijk te worden opgespoord en gecorrigeerd. Een tweede reden voor regelmatige evaluatie is gelegen in de onzekerheid van de geldmarkten. Rentestand en inflatie percentage kunnen sterk fluctueren. Beide kunnen grote in vloed hebben op de financiële gezondheid van het fonds. Ook dit aspect dient goed in de gaten te worden gehouden en periodiek te worden geëvalueerd. Zie artikel 2, tweede lid over bij storting in het restauratiefonds. II Artikelsgewijze toelichting Aanhef Artikel 4:32 Awb bepaalt dat subsidieverlening door een bestuursorgaan aan derden/niet-overheidsorganen een wette lijke grondslag behoeft. De grondslag voor deze verordening ligt in artikel 149 van de Gemeentewet. Paragraaf 1 Deze paragraaf bevat - een aantal begripsbepalingen (artikel 1) - de instelling en voeding van het Leeuwarder Restaura tiefonds (artikel 2) - de jaarlijkse vaststelling van de beschikbare budget ten (subsidieplafond) voor dat jaar door de raad; een omschrijving van de restauratiehypotheek (artikel 3) - de bevoegdheid de restauratiehypotheek te verlenen een mandaatsbevoegdheid (artikel 3); - de bevoegdheid de voorwaarden voor de restauratiehy potheek vast te stellen (artikel 3); de bevoegdheid van het college om ter uitvoering van de verordening overeenkomsten/convenanten aan te gaan Artikel 1 Begripsbepalingen In dit artikel wordt een aantal in de verordening gebruikte begrippen omschreven. Op enkele daarvan wordt hieronder ingegaan. Restauratie is in de verordening omschreven als cascoher stel en herstel van monumentale onderdelen van een monu ment Het laatste heeft vooral betrekking op cultuurhisto risch waardevolle interieuronderdelen. Voor restauraties dient een programma van eisen met bijbehorende uitvoerings- voorschriften door het College te worden vastgesteld. In aanmerking komen op de eerste plaats structuur- en ar chitectonisch bepalende (vaak beeldbepalend genoemde) pan den binnen het beschermde stadsgezicht die geen rijks- of gemeentelijk monument zijn alsmede louter structuurbepalen- de panden binnen een beschermd stadsgezicht die door de gemeenteraad in 1983 als karakteristiek zijn aangemerkt. De basis voor het bepalen van de ruimtelijke waarde van een pand, gelegen binnen het beschermde stadsgezicht, is de zogeheten ruimtelijke kwaliteitskaartDeze kaart is in 2 0 02 geactualiseerd, mede in verband met het nieuwe gemeen telijke WelstandsbeleidDe kaart wordt door de gemeente raad vastgesteld tegelijk met de vaststelling van deze ver ordening In beginsel kunnen voorts panden in aanmerking komen, die zijn aangewezen als gemeentelijk monument op grond van ar tikel 3 van de Monumentenverordening 1991. Daar de gemeente

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2006 | | pagina 20