1. Onroerend Zaak Belasting, De Onderzoeksopzet Inleiding De gemeenteraad van de gemeente Leeuwarden heeft in 2004 een motie aangenomen om de huidige belastingdruk van de gemeente nader te onderzoeken. Naar aanleiding van deze motie heeft de commissie voor de rekening een aantal raadsleden gevraagd het onderzoek verder te begeleiden. Deze begeleidingscommissie raadsonderzoek Lokale lasten heeft bezien hoe een onderzoeksaanpak geformuleerd kon worden en hoe het onderzoek het beste kon worden uitgevoerd. Nadat overeenstemming was bereikt over de aanpak en uitvoering, heeft de commissie het daadwerkelijke onderzoek begeleid. Het onderzoek heeft tot deze rapportage geleid. Probleemstelling en deelvragen De commissie voor de rekening had ten aanzien van het OZB-spoor de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Kan een uitspraak gedaan worden over het voorzieningenniveau van Leeuwarden op basis van een vergelijking met andere gemeenten van een aantal te selecteren gemeentelijke voorzieningen, zijnde niet wettelijke taken? Tevens werd een toelichting op de relatie tussen de hoogte van de OZB en de algemene uitkering gevraagd. De probleemstelling voor dit onderzoek luidde dan: Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de hoogte van de huidige OZB in Leeuwarden? Het voorzieningenniveau Eén van die oorzaken kan het voorzieningenniveau zijn. Om de vraag te beantwoorden of het voorzieningenniveau de hoge OZB rechtvaardigt, kan een vergelijking worden gemaakt van een aantal voorzieningen met die van andere gemeenten. De commissie zelf dacht daarbij aan niet-wettelijke taken, onderhoud, cultuur, minimabeleid en één of twee andere beleidsvelden. Het probleem met een selectie was echter, dat andere beleidsvelden over het hoofd worden gezien, met als gevolg dat de oorzaken onduidelijk OZB in Leeuwarden, raadsonderzoek Lokale lasten i I* blijven. Als de vergelijking van de geselecteerde velden bijvoorbeeld oplevert, dat Leeuwarden zeer veel geld uitgeeft aan het minimabeleid, kan niet gelijk de conclusie worden getrokken dat dit de oorzaak voor de hogere OZB is. Op andere velden, die niet in de selectie betrokken zijn, kan Leeuwarden immers veel minder geld uitgeven. De meest zuivere manier om te vergelijken was dan ook om alle beleidsvelden te vergelijken. Daarbij bleek het onderscheid wettelijk-niet wettelijk feitelijk niet relevant. Een gemeente mag immers meer uitgeven aan wettelijke taken als zij dit wenst en dit komt enkel in het onderzoek naar boven als ook de wettelijke taken worden meegenomen. Bovendien is het soms lastig aan te geven wat wettelijk en wat niet wettelijk is. De gemeente is bijvoorbeeld verplicht een weg goed te onderhouden, maar het aanleggen van de weg destijds was een vrije keuze. De conclusie was dan ook, dat alle beleidsvelden (wettelijk en niet wettelijk) in de vergelijking worden betrokken. De vergelijking was daarbij in eerste instantie breed en globaal, terwijl al naar gelang zich bepaalde oorzaken voordeden, een verdieping moest plaatsvinden. De commissie opteerde voor een vergelijking met twee andere gemeenten van vergelijkbare omvang. Omvang werd in dit onderzoekonderdeel vertaald naar inwoneraantal. Daarnaast leek het gegeven dat Leeuwarden een centrumfunctie vervult relevant en ook hier moest de vergelijking rekening mee houden. Het vervullen van een centrumfunctie leidt immers doorgaans tot een hoger voorzieningenniveau voor een aantal beleidsvelden. Van groot belang was, dat nu juist gemeenten zouden worden geselecteerd die een afwijkend OZB tarief hanteren. Juist vanuit de verschillen doen zich immers verklaringen en oorzaken voor. Overige opbrengsten Het voorzieningenniveau kon een oorzaak zijn, maar de overige opbrengsten van een gemeente ook. Als een gemeente relatief meer vanuit de algemene uitkering of meer rente-inkomsten ontvangt, zal zij bij een gelijk voorzieningenniveau minder OZB hoeven te heffen. Het onderzoek moest de overige opbrengsten dan ook betrekken in de analyse. Overige oorzaken Naast het voorzieningenniveau en de opbrengsten konden ook andere oorzaken echter een rol spelen, welke eerder samenhangen met belangen. Zo wordt soms naar budgetmaximalisatie gestreefd, met als gevolg dat de begroting wordt "opgeklopt". De jaarrekening laat dan doorgaans een overschot zien, aangezien de hoge budgetten niet tot besteding konden komen. Intern zijn bevoegdheden niet altijd duidelijk, zeker als projectmatig gewerkt moet worden. Het gevolg is dan soms dat men teveel geld uitgeeft zonder dat men het weet en zonder dat hier een bewaking op plaatsvindt. Dergelijke tekorten moeten dan in volgende jaren worden rechtgetrokken en OZB in Leeuwarden, raadsonderzoek Lokale lasten 9

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2006 | | pagina 243