Leeuwarden Deventer Alkmaar Musea 7 7 7 Bibliotheken (aantal vestigingen) 3 8 5 Archieven 1 3 1 Bioscopen 2 2 2 Sportaccommodaties* 8 10 8 Schouwburgen en theaters 3 1 1 Wijkcentra 7 7 4 Afvalbrengplaats 1 1 1 Jeugdcentra 7 6 6 Ouderenvoorzieningen 2 1 2 Begraafplaatsen 8 4 6 Ziekenhuis 1 1 1 Hogescholen 3 4 1 Exclusief maneges, sportcentra (fitness ed), inclusief zwembaden (Bron: Webpagina's en Gemeentegidsen, Alkmaar, Leeuwarden, Deventer, 2005, beleidsnota wijkwelzijn) Uit de tabel valt op te maken, dat de drie gemeenten op het gebied van voorzieningen elkaar niet veel ontlopen. Zo beschikt iedere gemeente over één ziekenhuis, twee bioscoopgelegenheden, één afvalbrengplaats en acht tot tien sportaccommodaties. Uiteraard zijn er ook verschillen. Zo beschikt Leeuwarden over acht begraafplaatsen, Deventer en Alkmaar over vier respectievelijk zes begraafplaatsen. Overigens is deze indruk nog zeer globaal. Musea en wijkcentra kunnen immers in omvang behoorlijk verschillen en dit geldt evenzeer voor de overige voorzieningen. Zo zijn er bibliotheken van zeer verschillende omvang. Het gaat echter in bovenstaande tabel om een ondersteuning voorde gedachte, dat alle drie de gemeenten een centrumfunctie vervullen. Het basisjaar is 2004. Dit is immers het meest actuele jaar dat geheel is afgerond en waarvan de jaarrekening en productenrekening al zijn opgesteld. In de vergelijking worden niet enkel de absolute bedragen, maar ook die per inwoner meegenomen: dit geeft een meer zuiver beeld van de verschillende gemeenten. In een vergelijking met een andere gemeente doet zich een aantal knelpunten voor. Op de eerste plaats kent iedere gemeente een andere programma-indeling en hanteert zijn eigen productdefinities, zodat het lastig is te constateren in hoeverre er nu relatief veel of weinig aan een bepaald beleidsveld wordt uitgegeven. Om dit probleem het hoofd te bieden zou dan eigenlijk eerst naar de kostenplaatsen gekeken moeten worden. Hier worden immers de eerste kosten gemaakt (vaak per afdeling) voordat deze worden doorberekend. Het probleem is echter, dat iedere gemeente ook weer zijn eigen toerekening van kosten kent. De gemeente Leeuwarden laat bijvoorbeeld 162.288.704 euro in 2004 boeken via de kostenplaatsen, maar OZB in Leeuwarden, raadsonderzoek Lokale lasten 12 meer dan 60 min. euro is daarbij afkomstig van andere kostenplaatsen. Uitgaan van 162 min. levert dan een doublure op. De oplossing waarvoor in dit onderzoek wordt geopteerd ligt in de functionele indeling: onder de oude comptabliteitswetgeving diende iedere gemeente zijn begroting, rekening en administratie volgens een voorgeschreven functionele indeling in te richten. Hoewel het natuurlijk voorkwam dat één en dezelfde activiteit in twee gemeenten onder een verschillende functie werd geboekt, was er redelijk veel uniformiteit tussen de gemeenten: de functies zelfwaren immers voorgeschreven. Praktisch iedere gemeente heeft voor 2004 een omrekeningstabel gemaakt, waaruit de functionele indeling valt te herleiden. Dit maakt de vergelijking minder arbitrair. Daarnaast worden verschillende vergelijkingen gemaakt om nog nader te objectiveren. Zo wordt naast een functionele vergelijking ook een vergelijking van kostensoorten en kostencategoriën gemaakt en dit geldt evenzeer voor de opbrengstenkant. Het tweede knelpunt ligt in de reserveringen. Toevoegingen aan reserves zijn feitelijk geen lasten: hiermee wordt immers een reserve opgebouwd die in de toekomst kan worden aangeslagen. Feitelijk heeft het toevoegen aan reserves een opwaartse werking richting de tarieven in enig jaar. Ook onttrekkingen aan reserves vertroebelen het beeld: eerder gespaard vermogen wordt ingezet om de begroting sluitend te maken en men kan betogen dat daarmee feitelijk de tarieven kunstmatig laag worden gehouden. Om dit knelpunt op de lossen kan men ervoor opteren om de onttrekkingen en toevoegingen af te scheiden van de baten- respectievelijk de lastenopstelling. Deze ontkoppeling geldt niet voor de voorzieningen, aangezien onder voorzieningen "harde" verplichtingen liggen. Dit houdt in, dat de onttrekking vanuit een voorziening (welke is te beschouwen als baat in de exploitatie) wordt geneutraliseerd door een navenante last (datgene wat betaald moet worden). Aan de andere kant wordt een toevoeging aan een voorziening (een last in de exploitatie) geneutraliseerd door een baat: een leverantie of een soortgelijke dienst waartegenover een harde verplichting staat. Wel beschouwd zijn voorzieningen te zien als transitoria, zij het, dat zij over verschillende jaren kunnen lopen. Zeer behulpzaam is het feit dat wettelijk is voorgeschreven dat een gemeente eerst haar resultaat exclusief mutaties over de reserves presenteert en pas dan de mutaties doorvoert. Complicerend is nog wel, dat het resultaat exclusief de mutaties doorgaans enkel is gepresenteerd voor de programma-indeling en niet voor de functionele indeling. OZB in Leeuwarden, raadsonderzoek Lokale lasten 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2006 | | pagina 245