Blad 6 is voor hun rekening. Maar in de verordening is van slechts twee opties sprake. Zo heeft de commissie dat ook behandeld en gezien. Daar is uitvoerig met de referendumcommissie van tevoren over gesproken. Vandaar dat die commissie heeft gezegd: Kies in vredesnaam niet een verordening met A, B en C. Als er was gekozen voor een verordening met drie opties en er vervolgens sprake zou zijn geweest van 40%, 30% en 30%, zouden we een probleem hebben gehad. We hebben er overigens dit jaar nog een nagesprek met de referendumcommissie over hoe het een en ander in het algemeen is gelopen, en daarin zal ik het zeker meenemen. Misschien moeten we dit bij een volgend referendum nog iets verder aanscherpen (verslag raadsvergadering 13 juni 2002) Evenwicht voor- en tegenstemmers Methodologisch is het niet fraai voor één vraag met twee varianten (naast tegen of nee) te kiezen. Tegenstemmers hebben maar één optie; voorstemmers twee. Dit is getalsmatig niet in evenwicht. De varianten vormen beide tweederde van de antwoordmogelijkheden. Theoretisch is het denkbaar heel veel varianten op te nemen als antwoordmogelijkheden bij referenda, zodat het aantal tegenstemmers op die basis gereduceerd zou kunnen worden. Hoofdvraag De hoofdvraag is of de inwoners voor of tegen het project (Nieuw Zaailand) zijn. De pleinwand is daarin een onderdeel, maar er zijn meer onderdelen. Opnemen van een keuzemogelijkheid specifiek met betrekking tot de pleinwand leidt naar het oordeel van de commissie af van de hoofdvraag "Is de bevolking voor of tegen het project Nieuw Zaailand" In "De vraagstelling in volksraadplegingen en referenda, M. Beckers, Katholieke Universiteit Leuven" staat hierover het volgende: "Rest dan nog de vraag welke keuzemogelijkheden moeten worden voorgelegd. Billiet (200b, p. 557) stelt dat men in de regel die alternatieven moet aanbieden waarover in de bevolking een debat wordt gevoerd en waar rond zich opinies uitkristalliserenIn dit verband is het interessant te verwijzen naar de discussie die in 1991 werd gevoerd in de Nederlandse gemeente Soest naar aanleiding van een volksraadpleging over de bouw van nieuwe woningen in de gemeente (Hillebrand, 1993, pp. 121-122). Tijdens de onderhandeling over welke alternatieven zouden worden voorgelegd, bleek dat het niet wenselijk was een alternatief voor te leggen waarin de kiezer een keuze kon maken uit twee verschillende locaties"De werkelijke discussie in de gemeente draaide immers niet om de vraag waar gebouwd zou worden, maar om de vraag of en hoeveel er zou moeten worden gebouwd" (Hillebrand, 1993, pp. 121-122) (M. Beckers, pag. 20)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 2006 | | pagina 288