m
No. 2.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1930. A anhangspj.
SCHRIFTELIJK BEANTWOORDE VRAGEN.
Vragen van den heer Oosterhoff (ingekomen
27 Juni 1930).
In de Vergadering van den Raad dezer gemeente van
Dinsdag, den 3den dezer, werd door den oud-wethouder,
den heer H. de Boer, tot de vertegenwoordigers van
de pers het verzoek gericht om de door hem uitge
sproken rede, naar aanleiding van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders om bij de Kroon in beroep
te gaan van het besluit van Gedeputeerde Staten tot
niet goedkeuring der gemeentebegrooting 1930, in ex-
tenso in hunne bladen te willen doen opnemen, omdat
deze dat indertijd het schrijven van de Raadsfractie uit
den Vrijheidsbond aan Gedeputeerde Staten over het
besluit van den Raad tot verhooging van de werklieden-
loonen ook hadden gedaan en daarentegen niet het
antwoord van Burgemeester en Wethouders op boven
genoemd schrijven.
De motiveering van dit verzoek van den heer De Boer
geeft mij aanleiding de navolgende vragen tot Burge
meester en Wethouders te richten
1. Is indertijd naar aanleiding van het door de
Raadsfractie uit den Vrijheidsbond tot Gedeputeerde
Staten gerichte schrijven over het besluit van den Raad
tot verhooging van de loonen der gemeentewerklieden
door Burgemeester en Wethouders een schrijven tot
Gedeputeerde Staten gericht
2. Indien het antwoord op deze vraag bevestigend
moet luiden, zijn Burgemeester en Wethouders dan
bereid dit schrijven voor den Raad ter inzage te leggen?
ANTWOORD
VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.
1. Bij apostille van 27 Januari 1930 stelde de Com
missaris der Koningin in deze provincie het in de vraag
bedoelde, tot Gedeputeerde Staten gerichte, adres in
handen van ons College om bericht en raad. Ter vol
doening daaraan hebben wij onder dagteekening van
4 Februari 1930 een desbetreffend schrijven tot den
Commissaris der Koningin gericht.
2. Nu de zaak, waarop het adres betrekking had,
n.l. de niet-goedkeuring van de gemeentebegrooting
voor 1930, nog voor den administratieven rechter aan
hangig is en het hier een geschil betreft tusschen Gede
puteerde Staten en den Raad, meent ons College geen
vrijheid te hebben aan het verzoek van den steller der
vraag te voldoen zonder dat de Raad ons daartoe uit
drukkelijk heeft gemachtigd.
Leeuwarden, 10 Juli 1930.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
E. SCHOTMAN, Secretaris.