Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden, 1946. AANHANGSEL.
No .1
SCHRIFTELIJK BEANTWOORDE VRAGEN.
Vragen van den heer HEIJSTRA
(ingekomen 18 October 1946).
1. Is het Uw College bekend,
dat te Leeuwarden enkele maan
den de straatmakers met hun
helpers werkloos hebben rond
geloopen?
2, Vinden Burgemeester en Wet
houders dit niet funest en
welke maatregelen denkt het
College te nemen om voortaan
dit te voorkomen?
3. Weet het College, dat de 3
menschen in hun werkelooze
periode aangewezen waren op
de Overbruggingsuitkeering
waardoor zij 80$ van het ver
diende loon ontvingen; dit
beteekent, dat de menschen
in dezaizeer moeilijkaien
duren tijd wekelijks 1/5 deel
van hun inkomsten moesten der
ven en tevensdat hun 80%
van het loon zonder daarvoor
eenige prestatie te leveren,
werd gegeven.
ANTWOORD
VaN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.
1Blijkens ons verstrekte ge
gevens heeft de Firma Gebr.
POL en Zn., aanneemster van
straatwerken, op 17 Augustus
1946 7 straatmakers en 7 op
perlieden ontslagen, van wie
op 4 October 1946 nog 3 straat
makers en 3 opperlieden (onder
wie 1 wegens een ongeval) werk
loos waren. Daarnaast waren op
4 October 1946 nog 5 straat
makers en 4 opperlieden bij
genoemde werkgeefster in dienst
en stonden bij het Arbeidsbu
reau 3 straatmakers en 5 opper
lieden als werkloos ingeschre
ven.
Burgemeester en Wethouders be
treuren bedoelde werkloosheid.
Voor zoover hun bevoegdheid
reikt, trachten Burgemeester en
Wethouders werkloosheid te voor
komen of te doen verdwijnen.
Verwezen moge verder worden naar
hun antwoord op vraag 4,
De in deze vraag genoemde fei
ten zijn ons bekend.
4. Achten Burgemeester en Wet
houders het niet van belang
in dergelijke gevallen over
leg, desnoods met het Ministe
rie, te plegen om de restee-
rende 20$ van het loon op de
een of andere manier aange
vuld te krijgen, waardoor 2
belangrijke dingen worden
bereikt
1e. dat de menschen hun vol
le weekloon kunnen ontvan
gen;
2e. dat de zoo noodzakelijke
reparatie aan straten, enz.
voortgang kunnen vinden.
4. Bij de uitvoering van alle wer
ken is de gemeente gebonden aan:
a. de bedragen, die daarvoor op
de gemeentebegrooting zijn uit
getrokken. Zoodra deze zijn
verwerkt, kan de gemeente
slechts met toestemming van de
toezicht houdende organen, in
casu Gedeputeerde Staten en
het Departement van Binnenland-
sche Zaken, tot verhooging der
posten overgaan, een regel die
trouwens voor al het onderhouds
werk geldt. Gezien de Algemeene
Voorwaarden voor noodlijdende
gemeenten, is niet te verwach
ten, dat deze toestemming tus-
schentijds verkregen zou worden