loco
2
De vragen van de eerste categorie behoeven, naar het mij voorkomt, thans
geen afzonderlijke behandeling meer. Niet alleen kan daarvoor al worden
verwezen naar de grote hoeveelheid informatie die ten behoeve van de
gerechtelijke procedure bijeen is gebracht. Ook het vonnis van de Kan
tonrechter geeft daarvan nog eens een uitvoerig overzicht. Aan dit to
taal heeft ondergetekende dan ook niets toe te voegen.
De desbetreffende stukken zijn ter inzage gelegd; kortheidshalve wordt
daarnaar verwezen.
Ten aanzien van de tweede categorie vragen wordt het volgende opgemerkt.
Blijkens de brief van de PAL-fractie van 25 november 1985 was "de strek
king van de vraag naar het onderzoek naar vooroordelen bij de politie
het krijgen van de bevestiging, dat de politie er voor iedereen is
en dat een ieder, die daar behoefte aan heeft op de dienstverlening van
de politie een beroep kan doen"De hiergenoemde brief begeleidde de
nadere vragen van de heer Van der Wal. Op deze brief heeft ondergeteken
de op 20 december 1985 gereageerd.
Ten aanzien van de kwestie van het eventueel bestaan van vooroordelen
binnen het korps en in het bijzonder de vraag of daar dan gevolgen voor
bepaalde groepen burgers aan zouden zijn verbonden, werd in die reactie
het volgende opgemerkt:
"Met U ben ik van mening - ik wil dat graag nogmaals duidelijk stellen -
dat het een slechte zaak zou zijn, indien bepaalde (groepen) burgers
als gevolg van vooroordelen bescherming of hulpverlening van de politie
zouden komen te ontberen. Ik ben echter van mening dat zulks niet het
geval is
Daarmee was aan de kennelijke bedoeling van de vragen recht gedaan. Voor
het opstarten van een onderzoek naar het bestaan van eventuele vooroor
delen bestonden onvoldoende concrete aangrijpingspunten. Ook daarop ging
ondergetekende in zijn reactie reeds in. Thans, bijna drie jaar later,
is er geen reden om tot een andere conclusie te komen.
Reeds eerder kwam in de Raad de vraag aan de orde of het zinvol was
tegen de ingediende vordering verweer te voeren. De Raad beantwoordde
deze vraag bevestigend. Naar mijn overtuiging volkomen terecht. Bij
acceptatie van de schadeclaim zou immers de deur zijn opengezet voor een
stroom van claims van derden in dezelfde zaak, alsook in andere zaken
waarin vermeende nalatigheid van de politie zou worden gesteld. Dit kan
een gemeente niet onweersproken laten.
Slot
Nu een einde is gekomen aan deze slepende affaire, mag de hoop worden
uitgesproken dat de tegenstellingen inmiddels zijn verdwenen en de ver
houdingen weer zijn genormaliseerd.
Leeuwarden, 18 juli 1988.
De Burgemeester van Leeuwarden,