groepsgedrag, zoals verwoord
in de bedoelde vraag.
Op dinsdag 5 november 1985
heeft ondergetekende op ver
zoek van hoofdinspecteur
G.C.M. Jorna een gesprek over
dit onderwerp met hem ge
voerd
Hij vertelde dat hij van de
Burgemeester opdracht had ge
kregen tot dit onderzoek. Op
dat moment wist ik nog niet
van een onderzoek, omdat ant
woorden op de eerste vragen
nog niet gepubliceerd waren.
Ik vertelde hem desgevraagd
dat ik het mijns inziens
illustratieve voorbeeld (met
getuigen) niet had gegeven om
een enkele politieman "erbij
te lappen" maar dat het er
mij om ging dat de politie
leiding onderkent dat bij
delen van het korps een der
gelijke houding manifest is
en dat daar via scholing e.d.
aan gewerkt zou worden. De
hoofdinspecteur erkende te
genover mij dat bij sommige
politiemensen een dergelijke
houding gebleken was en stel
de voor dat de Burgemeester
mij een brief zou schrijven
waarbij in voorzichtige be
woordingen dit probleem werd
onderkend en dat daar extra
aandacht aan besteed zou
worden.Ik protesteerde meer
dere keren tegen een derge
lijke brief aan mij persoon
lijk, maar ging akkoord met
een dergelijke opstelling in
een nadere (openbare) beant
woording op mijn schriftelij
ke vragen.
Dat werd afgesproken en op de
daaropvolgende donderdag
belde de heer Jorna mij op
school op en las mij een
concept-brief voor, die in
derdaad overeenkwam met wat
er was afgesproken.