het huurverhogingspercentage minimaal op dit niveau gehandhaafd zal blijven.
Uiteraard betekent dit niet, dat de woningverbetering van het na-oorlogs
bezit als gevolg van de Tussenbalans nu niet meer haalbaar is. Ook in de
huidige situatie met bijdragen ineens dient de na-oorlogse woning
verbetering immers grotendeels uit de eigen middelen van de verhuurders te
worden bekostigd. Voorts zal de situatie van complex tot complex als gevolg
van wel dan niet lopende exploitatiebijdragen (zie boven) verschillen.
Ook de financiële draagkracht van de verhuurders speelt in dit verband een
rol. Een eenduidige uitspraak over de gevolgen van de rijksbezuinigingen is
dan ook niet te geven. Wel kan worden vastgesteld, dat deze maatregelen een
extra hindernis zullen vormen bij de financiering van de verbetering van de
na-oorlogse voorraad.
Overigens heeft de uitwisseling van de bijdrage ineens tegen extra huur
verhogingen gevolgen die verstrekkender zijn dan het financiële verlies op
korte termijn.
Hoewel de extra huurverhoging de verhuurder in eerste instantie voorziet
van extra inkomsten, waarmee een deel van de verbeteringsinvestering kan
worden gedekt, valt te voorzien, dat deze verhoging op langere termijn zich
tegen de verhuurders zal keren. Immers de snel toenemende woonlasten zullen
veel huurders voor problemen stellen. Mede door de toenemende concurrentie
van de koopsector zullen de hieruit voortvloeiende problemen in bepaalde
wijken in Leeuwarden naar wij verwachten zichtbaar worden.
Met name jongere na-oorlogse complexen zullen hierdoor getroffen worden.
Zoals bekend zal de aandacht zich de eerstkomende jaren richten op de
verbetering van de wijken Lekkumerend en Heechterp.
Een extra handicap is, dat juist hier de verbeteringsinvesteringen gedragen
moeten worden door verhuurders met een zwakke financiële positie.
Ervan uitgaande, dat de betreffende verhuurders op korte termijn nog in
staat zijn om te investeren in de woningverbetering, betekent dit, dat bij
het volgen van de aanbevelingen uit het rapport Na-oorlogse wijken (prio
riteit voor Lekkumerend en Heechterp) er daarna wellicht geen ruimte meer
is om andere wijken of complexen aan te pakken.
In deze situatie kan door de corporaties in principe weliswaar een beroep
worden gedaan op het Centraal Fonds, maar gezien de verwachte toename van
aanvragen om steun van het Fonds moet worden afgewacht of deze mogelijkheid
soelaas biedt. Bovendien blijkt de gang naar het Centraal Fonds door
corporaties te kunnen worden ervaren als een vorm van sanering onder
curatele. Voor het Woningbedrijf speelt dit laatste niet, omdat gemeente
lijke woningbedrijven geen beroep op het Fonds kunnen doen.
Vraag 2.
Welke initiatieven heeft u ontplooid om het kabinet en het parlement te
overtuigen van het feit dat het behoud van de bedoelde subsidies van
essentieel belang is voor het realiseren van de doelstellingen inzake de
stadsvernieuwing en de sociale vernieuwing
Antwoord
Begin dit jaar heeft de gemeente Schiedam namens de middelgrote gemeenten
het initiatief genomen om in een brief aan de Tweede Kamer haar ernstige
verontrusting uit te spreken over de voornemens van Staatssecretaris
Heerma. Middels een adhesiebetuiging heeft onze gemeente deze brief
ondersteund. In maart van dit jaar heeft wethouder Timmermans tijdens een
symposium georganiseerd door de Nationale Woningraad met als onderwerp "Is
er nog volkshuisvesting na de Tussenbalans" eveneens zijn zorg uitgesproken
m.b.t. de gevolgen van de voorgestelde maatregelen in het algemeen en voor
de specifieke situatie in Leeuwarden. Daarnaast heeft uiteraard ook de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarvan onze gemeente deel uit maakt,
via de gebruikelijke weg pogingen in het werk gesteld, om de bewindsman op
andere gedachten te brengen. Wij zijn van mening, dat in dit soort geval
len, waarbij sprake is van beleidsvoornemens die voor alle gemeenten in
houdelijke dezelfde gevolgen hebben, een gezamenlijke aanpak van gemeenten
te verkiezen is boven een individuele benadering door gemeenten.
Vraag 3.
Met betrekking tot de wijk Lekkumerend zouden wij graag van u willen weten
binnen welke termijn u een uitgewerkt plan van aanpak ter bespreking aan de
Commissie Stadsontwikkeling en de Raad kunt voorleggen.
Antwoord
Op ambtelijk niveau wordt momenteel in een werkgroep, samen met de bewo
nersorganisatie en corporaties, gewerkt aan een plan van aanpak voor
Lekkumerend-West
Ons college streeft er naar in september 1991 het plan van aanpak voor te
leggen aan de Commissie Stadsontwikkeling.
Vraag 4.
Met betrekking tot de wijk Heechterp is door u, in de persoon van wethouder
Tinmermans, eerder dit jaar de toezegging gedaan dat op korte termijn een
projectgroep ingesteld zou worden die een plan van aanpak voor deze wijk
gaat maken. Is onze informatie juist dat dit nog niet is gebeurd
Indien dit het geval blijkt te zijn, wat is daarvan dan de reden en op
welke termijn denkt u de projectgroep dan in te stellen
Antwoord
Over de organisatie van de stadsvernieuwing en sociale vernieuwing in de
wijk Heechterp heeft een eerste vergadering plaatsgevonden op 16 mei 1991.
Aan deze vergadering heeft naast een vertegenwoordiging van wijkbewoners en
hun ondersteuners en een ambtelijke vertegenwoordiging, een projectcoördi
nator van de werkgroep 2000 deelgenomen.
In de vergadering is besloten om een projectgroep stadsvernieuwing en een
projectgroep sociale vernieuwing in het leven te roepen. Een wijkplatform
zal zorg dragen voor de afstemming en integratie tussen de werkzaamheden
van beide groepen.
Op 27 mei 1991 is de projectgroep stadsvernieuwing, bestaande uit vertegen
woordigers van de gemeente, de bewonersorganisaties en het gemeentelijk
woningbedrijf voor het eerst bijeen geweest. De taak van de projectgroep
kan worden omschreven als het maken van een plan van aanpak voor de
stadsvernieuwing in Heechterp als integraal en compleet onderdeel van een
leefbaarheidsplan voor Heechterp.