Aanhangsel nr. 8 Antwoord van burgemeester en wethouders op schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente Leeuwarden, ingediend door de raadsleden, de heer P. de Jong en mevrouw S. Inberg van de fractie van D66 inzake het DHV- onderzoek "Beoordeling Baggerspeciedepot Leeuwarden". Inleiding: Vragen 1Wie gaf opdracht voor dit onderzoek aan DHV? Antwoorden In opdracht van burgemeester en wethouders is op 2 november 1998, door Beheer Openbare Ruimte aan DHV opdracht gegeven. De aanleiding voor deze opdracht was tweeledig: In de b&w-nota ten behoeve van het verlenen van medewerking aan het haalbaarheidsonderzoek door Grontmij Friesland B.V. (nr. 16122) is aangegeven dat: "door medewerking te verlenen wordt ook bereikt dat voor- en nadelen van een verwerkings bedrijf en bergingsdepot helder op een rij worden gezet, zodat er een goed overwogen besluit genomen kan worden". Deze b&w- nota is behandeld in de besloten vergadering van de Commissie Milieu en Stadsbeheer van 17 december 1997. In de motie van D66, ingediend op 2 november 1998, is gevraagd te onderzoeken welke baggerstromen in aanmerking komen voor verwerking op De Wierde Doordat beide onderzoeken betrekking zouden hebben op de baggerstromen in en rondom Leeuwarden, is besloten om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten waarin beide zaken beantwoord zouden worden. Om voor u een zorgvuldige afweging mogelijk te maken is besloten hierbij alle huidige initiatieven met betrekking tot depotcapaciteit voor baggerspecie op regionaal niveau te betrekken. 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Schriftelijke vragen) | 1999 | | pagina 14