- 4 -
Hoorzitting
Artikel 9.
1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de
zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de
gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.
2. De voorzitter beslist over de toepassing van de artikelen 7:3 en
717 van de wet
3. Indien de voorzitter op grond van de in het tweede lid genoemde
artikelen besluit van het horen af te zien doet hij daarvan
mededeling aan:
a. de belanghebbenden;
b. het verwerend orgaan en,
c. in geval van behandeling van een beroepschrift, het beroeps
orgaan
Uitnodiging zitting.
Artikel 10.
1. De voorzitter deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan
tenminste drie weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij
in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de
zitting
2. Binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling
kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan, onder opgaaf
van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting
te wijzigen.
3. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in
het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval
twee weken voor het tijdstip van de zitting aan de belangheb
benden, het verwerend orgaan en in het geval van behandeling van
een beroepschrift, aan het beroepsorgaan meegedeeld.
4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te
wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in
het eerste, tweede en derde lid.
Quorum.
Artikel 11.
Voor het houden van een zitting is vereist, dat de meerderheid van
het aantal leden, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn
plaatsvervanger, aanwezig is.
Niet deelneming aan de behandeling.
Artikel 12.
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de
behandeling van een bezwaar- en beroepschrift, indien daarbij hun
onpartijdigheid in het geding kan zijn.
RV0.085/V0/4