daarna loopt de onderschrijding snel op tot f 522.069,- in het jaar 2000. Daarna is er weer een geleidelijke afname tot f353.440,- in het jaar 2007. Bij uitvoering van het huisvestingsbeleid zoals vastgelegd in het investerings- programma zal de gemeente uit eigen middelen moeten bijpassen. Het voordeel van een dergelijk meerjaren perspectief is dat aangegeven wordt wat er op termijn aan geldmiddelen nodig is voor huisvestingsbeleid. Zoals eerder aangegeven is er een totale voorziening van f815.353,—. Bezien we het verloop van de benodigde structurele middelen dan is deze voorziening in het jaar 2000 weg, want deze wordt ook niet gevoed. Uit oogpunt van financieel beleid zou voor een andere systematiek gekozen moeten worden. Binnen het totale financiële beleid van de gemeente rekening houden met de benodigde geldmiddelen in de komende jaren. Uiteraard indien college en gemeenteraad dit onderschrijven. De bestaande voorziening kan anders worden gebruikt en dan niet voor structurele lasten maar voor benodigde incidentele middelen. Het voorstel is om van het bedrag van f 815.353,- het bedrag voor Frictie Decentralisatie Huisvesting (f350.000) te gebruiken voor een eenmalige afschrijving op investeringen in 1998. Het resterende bedrag van f 465.353,- te laten staan in de voorziening en te gebruiken voor de eventuele frictiekosten bij het traject bestuurlijke verzelfstandiging openbaar basisonderwijs. Hiervoor zal geld nodig zijn voor huisvesting, toekomstig onderhoud etc. De gemeente zal naar het toekomstige schoolbestuur een bedrag mee moeten geven ter dekking van deze kosten. Daarnaast dienen er geldmiddelen beschikbaar te zijn voor eventuele calamiteiten in de huisvesting en spoedprocedures. 5. Relatie met de Afrekening Andere Voorzieningen. Bij de decentralisatie van de huisvesting zijn ook enkele andere geldstromen verlegd. De schoolbesturen zijn voortaan (vanaf 1 januari 1997) verantwoordelijk voor het onderhoud binnenkant schoolgebouw. Van 1985 tot 1997 ontvingen de gemeenten hiervoor de geldmiddelen en de schoolbesturen konden hiervoor een aanvraag indienen. Door deze gewijzigde situatie dienen de gemeenten over genoemd tijdvak af te rekenen met de schoolbesturen. Ook voor het openbaar onderwijs dient een dergelijke afrekening plaats te vinden zodat deze schoolbestuurlijke geldmiddelen zichtbaar te worden gemaakt en kunnen worden aangewend voor onderhoud binnenkant gebouw. Dit geldt in de situatie Boarnsterhim nog meer vanwege het op afstand zetten van het bestuur openbaar onderwijs. Voor het afrekenen van de Andere Voorzieningen is een afzonderlijk traject in gang gezet. Hiertoe zullen t.z.t. nadere voorstellen worden gedaan. De geldmiddelen welke de gemeente hiervoor heeft gereserveerd worden gesplitst. Een deel is bestemd voor de schoolbesturen (binnenkant gebouw). Het andere deel (buitenkant gebouw) kan worden toegevoegd aan de geldmiddelen onderwijshuis vesting van de gemeente. Hoeveel dit is kan pas worden bepaald na het afrekentraject Andere Voorzieningen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1998 | | pagina 9