Dit beleid is (opnieuw) vastgesteld op 14 augustus 2001 en heeft zowel betrekking op woningen binnen de bebouwde kom als buiten de bebouwde kom. In het geldende bestemmingsplan Bui tengebied is deze maximum oppervlakte ook opgenomen. Om de ruimtelijke ondergeschiktheid van bijgebouwen te waarborgen is in het geldende bestemmingsplan tevens een maximum bouwhoogte van 6 meter opgenomen. Omdat het genoemde beleid veelal tot discussie leidde heeft het college op 15 april 2003 beslo ten tot een wijziging van het beleid ten aanzien van aan-, uit- en bijgebouwen. Met deze wijziging is aansluiting gezocht bij de per 1 januari 2003 gewijzigde woningwet. Het nieuwe beleid van 15 april 2003 is opgenomen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied en ook in andere in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen zoals voor Tersoal en Sibrandabuorren. Uitgangspunt in het gewijzigde beleid, welke is opgenomen in het in voorbereiding zijnde be stemmingsplan Buitengebied is wederom de maximum oppervlakte van 50 m2. Met dien verstan de dat in gevallen waar de bestaande oppervlakte reeds meer is dan 50 m2, deze grotere opper vlakte gehandhaafd mag worden, in dit geval 82,5 m2. Het bouwplan voorziet echter in een op pervlakte van 88,1 m2. Bovendien wordt niet voldaan aan de in het nieuwe beleid opgenomen maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter. Deze hoogtes zijn opgenomen om discussie over ruimtelijke ondergeschiktheid in de toekomst uit te sluiten. Het bouwplan is in strijd met het nieuwe beleid ten aanzien van aan-, uit- en bijgebouwen, zelfs nu ook de reeds bestaande oppervlakte zou mogen worden herbouwd. 2. Het bouwplan is in strijd met de landschappelijke uitgangspunten voor het Buitengebied. Uitgangspunt voor het Buitengebied is het behoud van het open landschap. Dit beleid is vormge geven door in het bestemmingsplan Buitengebied op te nemen dat woningen en bijgebouwen aan een maximum oppervlakte en hoogte gebonden zijn. In april 2003 is het beleid ten aanzien van de beperkte oppervlakte voor bijgebouwen reeds verruimd door ook het terugbouwen van de reeds bestaande grotere oppervlakte toe te staan. Indien ook deze limiet wordt losgelaten, is het uitgangspunt niet langer te waarborgen. 3. Medewerking kan leiden tot ongewenste precedentwerking. Indien de gemeenteraad zou besluiten medewerking te verlenen aan de vrijstellingsprocedure, dan kan dit verstrekkende gevolgen hebben. Het beleid ten aanzien van aan-, uit- en bijgebouwen wordt dan losgelaten en dit kan ongewenste precedentwerking tot gevolg hebben zowel voor woningen met bijgebouwen in het buitengebied als voor woningen met bijgebouwen in de dor pen. Kanttekeningen: 1 Er kan geen sprake zijn van verkeerd opgewekt vertrouwen ten aanzien van het vergun- ningsvrij zijn van dergelijke bouwwerkzaamheden. Aanvrager geeft aan dat hij zich er niet in kan vinden dat de werkzaamheden aan het bijgebouw vergunningsplichtig zijn, hij beroept zich hiervoor op de bepalingen in het overgangsrecht (artikel 23). In het overgangsrecht is echter bepaald dat bestaande bouwwerken die in enigerlei opzicht van het plan afwijken gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot. Aangezien hier in het geheel niet aan wordt voldaan, kan aanvrager zich niet met succes beroe pen op de overgangsbepalingen. Ook indien de werkzaamheden zich beperkt zouden hebben tot het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van het bijgebouw had er sprake kunnen zijn van bouwvergunningsplichtige werkzaamheden. Pagina 3 08. rojw406 bouwplan legaliseren bijgebouw Wyldlan 1 Grou/rowj/3

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2004 | | pagina 28