Aan
Heeren leden van den Raad der
ge me e nt e IDAARDERADEEL
III. Haar aanleiding van het door de onderwijzeres in de hand
werken aan de u.l.o.school te Grouw gevraagde ontslag,werden
door ons sollicitanten naar gemelde betrekking opgeroepen.
Slechts een zeer gering aantal sollicitanten meldde zich aan.
Hieruit kwam alleen mej.Tj.Elgersma te Oldeboorn voor eene
benoeming in aanmerking.Waar Mej.Elgersma niet in de klas kon
worden bezocht,werd zij tijdelijk aangesteld.
Het hoofd der u.l.o.school stelt thans voor, haar defini
tief te benoemen,met welk voorstel de inspecteur en wij ons
vereenigen
IT. Door F.Tj.Kampen,veehouder te Wartena wordt Verzocht hem,
ingevolge art.13 der L.O.wet 1920 eene tegemoetkoming 1e wil
len verleenen in de kosten verbonden aan het Vervoer van een
drietal zijner kinderen naar de bijzondere lagere school te
Wartena
De afstand van adressants woning tot genoemde school be~
draagt 4.2 K.M.,terwijl de kinderen per roeischouw en te voet
de school bereiken.Het vervoer per roeischouw geschiedt door
adressant of diens huisgenooten en heeft tijdverlies tenge
volge benevens onderhoud van de roeischouw.
In verband hiermede stellen wij U voor aan adressantvoor
den duur der leerplicht zijner kinderen,eene tegemoetkoming
toe te kennen van 25.- per jaar^, fc>
V. De in Uwe vergadering van 31 October j.1.Vastgestelde en
ter goedkeuring ingezonden verordening tot regeling van het
armwezenheeft Gedeputeerde Staten aanleiding gegeven tot
enkele opmerkingen,waarmede wij ons kunnen vereenigen.
Mitsdien stellen wij U voor genoemde verordening te wij
zigen alsvolgt art. 3,3e re gel, te schrappen de woorden''uit
hun midden" en daarvoor te lezen :"door Burgemeester en Wet
houders,het betrokken armbestuur gehoord".
art.5,1e regel,na "graad" in te voegen:"of huwelijk".
art. 9, 2e regel,na burgerlijke armbesturen, te lezen:''en ad
ministrateur van het rusthuis".
aan art. 11 een nieuw 1e en 2e lid toe te voegen luidende:
"De burgerlijke armbesturen vergaderen zoo dikwijls het in
jaren oudste lid van het betreffend armbestuur dit noodig acht.
De armmeester woont deze vergaderingen bij".
Het bestaande 1e lid wordt 3e en de eerste regel daarvan
gelezen alsvolgt:
"Het dagelijksch bestuur en het bestuur vergaderen ten
minste eenmaal per maand en voorts zoo dikwijls de"
aan artikel 15 toe te voegen:"en dat geen bepalingen mag be
vatten,welke in strijd zijn met deze verordening".
aan