de Vereniging voor Jeugdwerk te Wartena en van het Eriesch Natuurhisto
risch Museum te Leeuwarden, voor de toekenning van subsidie in 1956.
De heer Wartena wijst op de noodzaak van oeverbescherming aan het
Prinses Margrietkanaal. Dagelijks worden duizenden tonnen materiaal langs
dit banaal vervoerd en de scheepvaart neemt steeds toe, aldus spreker.
Door de sterke zuiging, door de scheepvaart veroorzaakt, ontstaan gaten
in de oever en lopen de dijken gevaar. Hierdoor wordt schade aan de lan
derijen toegebracht. Gehele brokken grond zakken in het kanaal weg.
Eigenaren, pachters en waterschappen trachten in vele gevallen de aange
brachte vernielingen plaatselijk te herstellen. Het is echter ondoenlijk
voor deze belanghebbenden om de oeverafslag afdoende te beperken, omdat
de beschadiging steeds groter afmetingen aanneemt. Het gaat, naar sprekers
mening, niet aan, de schade daarvan geheel op de schouders van genoemde
belanghebbenden te leggen. Er moet een regeling worden getroffen, vol
gens welke regelmatig traject voor traject herstellingen aan de kanaal
oevers worden verricht. Het zou aanbeveling verdienen, indien een over
heidsinstantie voor oeverbescherming in het leven werd geroepen. Er
zijn wel borden met opschrift "snel varen verboden", maar in de prak
tijk hebben deze borden weinig effect. Spreker zou Burgemeester en V/et-
houders gaarne verzoeken zich omtrent deze aangelegenheid met Gedeputeer
de Staten in verbinding te stellen.
De Voorzitter antwoordt, dat de oeverbeschadiging van het Prinses
Margrietkanaal als gevolg van de toenemende scheepvaart inderdaad een
probleem wordt. Met de heer Wartena is hij van mening, dat een afdoende
voorziening moet worden getroffen in het belang van een goede oeverbe
scherming. Spreker acht dit echter een zaak, die niet in de eerste plaats
op de weg van de gemeente ligt. De waterschappen en grondeigenaren en
pachters zijn hier directbelanghebbenden en zouden rechtstreeks contact
kunnen opnemen met de Provinciale Waterstaat of Gedeputeerde Staten.
De heer Vriesema zegt, dat de verschillende waterschappen reeds be
zig zijn een oplossing te zoeken en er naar streven bepaalde oeverge
deelten aan de provincie over te dragen.
Wethouder de Visser is ook van mening, dat de oeverbeschadiging
steeds erger wordt en het voor de particuliere grondeigenaren en de
pachters op den duur niet mogelijk is de gevolgen daarvan voor hun reke
ning te nemen. Hij is het met de Voorzitter eens, dat dit niet een zaak
is van de gemeenten.
De Provincie heeft nier wel een taak. Op zichzelf beschouwd
is her een verheugend verschijnsel, dat het kanaal zo druk wordt bevaren,
waaruit blijkt, dat er een opbloeiende vrachtvaart is. Een dergelijk
scheepvaartverkeer maakt het evenwel noodzakelijk, dat in de regelmatige
oeverbescherming op afdoende wijze wordt voorzien.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders, zo nodig, wel
bereid zijn aan pogingen in die richting adheasie te betuigen, maar in
eerste instantie zal het verzoek van de waterschappen moeten uitgaan.
De heer Sjoerdsma merkt op, dat hij in een vorige vergadering de
suggestie heeft gedaan om aan de scholen in de gemeente een passende
naam te geven, in welke vergadering de toezegging is gedaan, dat Burge
meester en Wethouders in een volgende Vergadering een voorstel dienaan
gaande zouden aanbieden. Er zijn nadien al meerdere "volgende" vergade
ringen geweest en nog steeds heeft de raad daaromtrent geen voorstel ont
vangen. Over enige tijd zal er weer een nieuwe school worden geopend.
Spreker zal gaarne een voorstel dienaangaande tegemoet zien.
De Voorzitter antwoordt, dat het niet zo eenvoudig is om passende
namen te vinden. Suggesties in deze zullen door het college zeer op
prijs worden gesteld.
MevrHalbertsma zegt, dat de U.L.O.school bijvoorbeeld "Prinses
Beatrix-school" genoemd zou kunnen worden, omdat deze school precies op
de verjaardag van Prinses Beatrix in gebruik Is gesteld. Voorts zou de
-naam-
u