No.4.
De raad der gemeente Idaarderadeel
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders dd.22
juni j.1.no.1270;
besluit
vast te stellen de volgende
Verordening betreffende het toekennen van een uitkering en
van een pensioen aan gewezen wethouders der gemeente, zome
de van een pensioen aan hun weduwen en wezen.
Artikel 1.
Ten laste der gemeente wordt aan hem, die ophoudt wethouder
te zijn, een uitkering of een pensioen, en wordt aan zijn weduwe en we
zen een pensioen verleend, met inachtneming van de voorschriften dezer
verordening.
Par.1.De uitkering.
Artikel 2.
Tenzij hij zonder onderbreking weder als zodanig optreedt
wordt aan hem,die ophoudt wethouder te zijn, met ingang van de dag van
aftreding, voor zover hij alsdan niet de leeftijd van 65 jaren heeft
bereikt, een uitkering verleend.
Artikel 3.
l.De uitkering wordt toegekend voor een periodegelijk aan
het tijdvak, waarin belanghebbende laatstelijk zonder wezenlijke onder
breking wethouder is geweest, tot een maximum van zes jaren en met dien
verstande dat zij in elk geval voor de duur van twee jaren wordt verleend.
2.In geval van tussentijds vervallen van de uitkering krach
tens artikel 32, tweede lid, der wet van 1 augustus 1956(Stb.455) wordt
de volgende uitkering toegekend tenminste tot het tijdstip, waarop^
eerstgenoemde uitkering,indien zij niet was vervallen, zou zijn geëin
digd.
3.In bijzondere gevallen kan de uitkering op verzoek van de
belanghebbende worden voortgezet. De raad beslist op het verzoek, en
stelt bij inwilliging de termijn van voortzetting vast, welke op nader
verzoek kan worden verlengd.
Artikel 4.
De uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80 ten hon
derd gedurende het tweede jaar 65 ten honderd, en vervolgens 50 ten
honderd van de voor het ambt vastgestelde wedde, waaronder worden be
grepen de toelagen, welke in de pensioensgrondslag zouden zijn opgeno
men, indien de wethouder als zodanig ambtenaar was geweest in de zin van
de Pensioenwet l922(Stb.240)zomede voor de toepassing van deze para
graaf de eventuele kindertoelagewelke de belanghebbende zou hebben
genoten, indien hij wethouder was gebleven.
Artikel 5
Indien de gewezen wethouderdie in het genot is van een
uitkering, overlijdt, wordt aan zijn weduwe een bedrag uitgekeerd,ge
lijkstaande met de uitkering, welke de overledene laatstelijk genoot,
over een tijdvak van zes weken.
Par.2.Het eigen pensioen.
Artikel 6.
l.Aan hem,die ophoudt wethouder te zijn wordt,tenzij hij
zonder onderbreking weder als zodanig optreedt, een pensioen verleend,
-indien-