7 -
It is fierders bikind, dat de heer Hoeksema in biropskrift by de Kroan yn-
tsjinne hat en ik bin der wier net gerest oer, dat B. en W. yn alle opsichten
fêste groun ünder de fuotten hawwe, hwant der is in tsjinstelling yn de üt-
spraek fan 3. en W. yn de brieven fan B. en w. fan 15 novimber 1971 en 19 jan-
newaris 1972 mei dy fan 12 novimber 1973.
As der ek mar ienige twifel oanvêzich is dat oan orof. Hoeksema net meidielt
is hokfoar rjuchten as de man neffens de wet hie, dan .is it heech tiid om dit
tokoart as forsom sa gau mogelik to herstellen.
Ik sil my net weagj© i om in forwachting üt to sprekken oer de ütslach fan
it biropskrift, dat nou by de :I<roan" leit en hweroer miskien pas nei in pear
jier de bislissing fait, mar as prof. Hoeksema al yn it gelyk stelt wurdt,
dan hat it alle kans dat hjir noch in civiele foardering ta skeaforgoe-
ding efteroan komt en dizze sil der dan, sjoen de jildüntwaerding, net om
liege.
It liket my ta foarsitter, dat de konsekwensjesdyrt oan dit stik forboun
binne, net op'e Rie ofskouwt wurde meije. Ik wol alteast hjiryn bislist gjin
forantwurding drage en stel derom can de Rie foar, oan B. en W. to forsykjen
dizze saek mei de heer Hoeksema noch ris op to nimmen vn'e hoop, dat der dan
in oplossing vn dizze kwestie foun wurdt, hwerby beide pertijen frede mei
hawv/e kinne.
Prof. Hoeksema is nou noch biret syn biropskrift by de "Kroan" werom to
nimmen
De voorzitter begint met op te merkendat het hier om een ingewikkelde
materie gaat. Burgemeester en wethouders hebben, populair gezegd, de bui al
jaren zien hangen, toen van prof. Hoeksema nog geen sprake was. Het college
heeft steeds gezegd- "Hier krijgen we straks moeilijkheden mee, als er gega
digden komen". Een ding staat vast. De bedrijfsgebouwen van Siekmans, voor-
het houden van kippen, ganzen en katten, moeten verdwijnen, tenzij er een be
roepsvisser zou komen wonen, hetgeen niet in de lijn der verwachting ligt.
Maar dat zomerhuisje gaat gewoon niet door. "'Daar helpt geen moedertje-lief
aan"
Spreker zegt, dat er altijd een woonschip heeft gelegen. Deze toestand zou
kunnen blijven bestaan, ook met een nieuw woonschip, onder voorwaarde, dat de
hokkentroep zou worden opgeruimd en de kop wat meer zou worden beplant, het
geen een goede camouflage voer de ark in de inham zou zijn.
Burgemeester en wethouders hebben toen de nieuwe eigenaar meegedeeld, hem
onder bovengenoemde voorwaarde, een vergunning te verlenen. De heer Hoeksema
is aanvankelijk hiermee akkoord gegaan. Later toen hij vernam, dat de vergun
ning tot wederopzegging gold - hetgeen overigens op alle woonschepen van toe
passing is - heeft betrokkene van deze vergunning afgezien.
Spreker zegt, dat. de heer Bangma zijn verbazing over de voorwaarden van de
vergunning heeft uitgesproken. Het gaat hier om roversgoed en voor ligplaat
sen worden duizenden guldens betaald. Elke vergunning die voor een ligplaats
verleend wordt is volkomen identiek aan die prof. Hoeksema krijgt. Voor bur
gemeester en wethouders is het een raadsel geweest, dat zo zwaar tegen de
vergunning is aangehangen. Ook een woonschepenhaven en het niet overgaan van
de vergunning op naam van de familie zijn op de proppen gekomen. Spreker zegt
dat het meermalen is voorgekomen, dat vergunning op naam van familieleden
zijn overgeschreven. Maar men heeft toen men van de vergunning afwilde, ge
zocht naar een reden.
Naderhand is een ontwerp voor de bouw van een zomerwoning ter tafel geko
men. De betrokken architekt wist niet wat burgemeester en wethouders met pro
fessor Hoeksema waren overeengekomen. Spreker heeft hem toen het standpunt
van burgemeester en wethouders meegedeeld. De architekt begreep er toen niets
meer van en zei: "Wat doe ik dan hier".
Spreker meent, dat de commissie voor administratief beroep in de kern van
de zaak gelijk heeft wanneer ze zegt, dat het betrokken pand een bedrijfsge
bouw is geweest. De zomerwoningen zijn in het bestemmingsplan onder de over
gangsbepalingen gerangschikt. Zij mogen gehandhaafd blijven en bij eventuele
calamiteit worden vernieuwdSpreker leest d.e betreffende overgangsbepaling
voor, waaruit blijkt, dat bij herbouw de bestaande afwijkingen niet mogen
worden vergroot.
- 8 -