- 8 -
d. dat de door gedeputeerde staten aan de heer Meintema gericht aanschrijvincr in
zake toepassing van politiedwang het weer herstellen in de oorspronkelijke
toestand - een aangelegenheid was, die de Raad van State niet regardeerde;
e. dat appellant in verband met een en ander in zijn beroep niet kon worden ont
vangen.
Naar aanleiding van het advies van do Raad van State ö.d. 4 september 1972 en
op voordracht van de minister van verkeer ca waterstaat d.d. 17 april 1973 be
sloot de Kroon op 1 mei 1973 appellant in zijn verzoek niet ontvankelijk te ver
klaren
Nadat, het standpunt van do Raad van State bekend was, hebben gedeputeerde
staten op 5 oktober -1972 de heer Meintema in de gelegenheid gesteld de in strijd
met de voorschriften verrichte ontgronding uiterlijk 23 oktober 1972 ongedaan te
maken, zulks onder bedreiging van toepassing van politiedwang.
Oyer de clandestien door do beer Meintema uitgevoerde werkzaamheden hebben
wij enkele malen contact gehad mat gedeputeerde staten. Deze contacten hebben
zich uitgestrekt tot de datum waarop de Raad van State zijn standpunt heeft be
paald.
Aangezien de heer Meintema de datum van 23 oktober 1972 had laten verstrijken
en van de hem geboden gelegenheid geen gebruik had gemaakt, hebben gedeputeerde
staten op 3 november 1972 da hoofdingenieur-direkteur van de provinciale water
staat verzocht, de aangekondigde maatregelen uit te voeren, waarbij zij onder
meer stelden, dat de slootbreedte diende te worden teruggebracht tot 7 meter,
zijnde de breeate ter plaatse van de invaart (bestaande kop).
Op 29 mei 1973 heeft genoemde hoofdingenieur-direkteur aan gedeputeerde sta
ten medegedeeld, dat da aangekondigde maatregelen in de tweede helft van decem-
°er 1972 waren uitgevoerd, Bij brief van 27 mei j.l. hebben gedeputeerde staten
ons onder meer bericht, dat met de indertijd bij de ontgronding vrijgekomen spe
cie, die in een laag van gemiddeld 60 cm gedeponeerd was op een naastgelegen r.er-
reinstrook ter lengte van ca 130 ml en ter breedte /an 20 - 25 m (of plnu 1700'
m3)de zuidwestelijke oever van de verbrede en vardiepte opvaart weer gelijkma
tig was aangevuld, terwijl de oever mot een bandzode was afgezet.
Gedeputeerde staten concluderen danDe oorspronkelijke vaart cf slootbreed-
te van plm. 7 m is hiermede woei hersteld. De totale kosten ad 7.277,89"zijn
de heer Meintema in rekening gebracht en door deze aan de provincie betaald".
In tegenstelling met wat gedeputeerde staten beweren, is de oorspronkelijke
vaartbreedte naar onze mening geenszins hersteld.
Na de werkzaamheden van de provincie kwam bij ons n.l. berichten binnen, dat
aan de haven nauwelijks iets van betekenis was gew.l;, Ugd. Naar aanleiding hier
van hebben wij de direktie van gemeentewerken verzocht de situatie ter plaatse
°P te nemen en in een tekening vast te leggen. Dit is gebeurd op 19 juli 1973
(zie bijgevoegde tekening). Uit de opmetingen bleek, dat de oorspronkelijke -\
breedte van 14 a 15 meter was teruggebracht tot circa 12 meter. De provincie
heeft de haven dus slechts over een breedte van twee meter gedempt, in plaats
van de voorgenomen 7 a 8 mater. Eet resultaat is, dat de heer Meintema niet al
leen het volle profijt blijft behouden van zijn clandestien gegraven haven, maar
dat bovendien ook nog zijn terrein ir, uitgebreid met een netto grondwinst van
325 vierkante meter. Het ingrijpen van gedeputeerde staten heeft er dus aller
minst toegeleid, dax de clandestien uitgevoerd^ werken werden opgeheven en de
oorspronkelijke situatie (een normale schaidiugsloct tussen weilanden) werd her
steld.
Grotere jachten tot. een lengte van ruim 10 meter en met een diepgang van ruim
1 50 instGir kunnen cl© hciven volïeöicj' ïDj.i^vGn creturuj ken0
De heer Meintema heeft van zijn grond inmiddels een tiental perceeltjes ver
kocht aan derden en zelf ook een stuk. in eigendom gehouden.
Wij achten de huidige situatie totaal onbevredigend en wanneer gedeputeerde
staten geen aanvullende maatregelen treffen, die aan de oorspronkelijke bedoe
ling beantwoorden, dan bestaat er op dit .punt - zoals door interpellant is ge
vraagd - geen overeenstemming tussen gedeputeerde, staten en ons college. Aange
zien deze zaak tot de competentie van gedeputeerde staten.behoort, ontbreken ons
de middelen, om een meer bevredigende regeling af te dwingen.
- 9 -