op de stad
Zich
La» it
13
Kees Geerts
In de zeventigerjaren legde een met Fries
land bekende econoom aan een gezelschap
de vraag voor waarom iedereen die zich
bezig houdt met de toekomst van Leeu
warden er altijd van uitgaat dat de stad
substantieel moet groeien om optimaal te
functioneren. Is dat werkelijk nodig? Die
vraag verwonderde mij. Ik dacht dat er
voor economen de onontkoombare zeker
heid bestaat dat geen groei achteruitgang
betekent. Dat dat een stalen wet van de
economie is. Daarom was het een vraag om
over na te denken. Maar de meeste hui
dige lokale politici lijken dat niet te heb
ben gedaan. Zij verdedigen de groeivisie
onvoorwaardelijk. De concept-stadsvisie
van Leeuwarden, Varen onder eigen vlag,
die onlangs verscheen, gaat er eveneens
van uit. Er pleiten ook wel enkele objec
tieve redenen voor die stellingname, zoals
de instandhouding van het draagvlak
voor lokale en regionale voorzieningen.
Aansluiting bij de netwerksteden zal die
noodzaak nog wel versterken. Op zich is er
niets tegen groei, als de gevolgen daarvan
maar worden ingecalculeerd en de groei
evenwichtig is. Daarbij moet de vraag aan
de orde komen of forse groei als autonome
doelstelling altijd noodzakelijk leidt tot
vergroting van het welzijn van de inwo
ners en bijdraagt aan de verbetering van
de stad. Zijn de ontwikkelingen die het
gevolg zijn van groei daar niet vaak juist
nadelig voor? Zijn de kleinschaligheid, de
open cultuurlandschappen, de cultuur-his
torische omgeving die Leeuwarden als stad
waardevol maken niet veel belangrijker of
minstens even belangrijk? Moeten we die
prijs geven? Of willen de meeste burgers in
essentie de stad zo laten als hij is?
Als consequentie van Varen onder eigen
vlag, en de manier van denken die daaraan
ten grondsslag ligt, lijkt veel ten offer te
moeten vallen. Waardevolle cultuurland
schappen worden opgeofferd voor woning
bouw. De historische binnenstad wordt
bedreigd door grootschalige kantorenbouw
en waardevolle gebieden in de binnen
stad worden ontluisterd door ontsluiting
voor en bouw van luxe appartementen op
de verkeerde plaats. De rondweg wordt
verbreed met alle gevolgen van dien voor
de aanliggende kleinschalige bebouwing.
Dat wat historisch gegroeid is, lijkt plaats
te moeten maken voor het grote ideaal:
Leeuwarden op de kaart brengen. En als
te verwachten zou zijn dat dat zorgvuldig
gebeurt dan zou je er nog vrede mee kun
nen hebbben. Maar wat dat betreft zijn
recente ervaringen niet vertrouwenwek
kend.
De gang van zaken bij de bouw van de
Achmeatoren is daarvoor illustratief.
Tegen die kantoortoren wordt verschillend
aangekeken. Voorstanders vinden dat
Leeuwarden met de toren een eigen gezicht
heeft gekregen. Haast het hoogste kantoor
gebouw staat in onze stad. Dat is iets om
trots op te zijn. Leeuwarden doet mee aan
de vooruitgang en kan daaraan prestige
ontlenen. Tegenstanders benadrukken de
vraag of het gebouw niet veel te dominant
is, zeker door zijn plaats aan de rand van
de binnenstad. Er is haast geen plekje in
Leeuwarden waar je de toren niet ziet: hij
overheerst de binnenstad. De bouwvergun
ning is in recordtijd afgegeven. Zo'n tempo
had de architect nog nergens in Nederland
meegemaakt. Maar duidt dat niet op een
geforceerd besluitvormingsproces, waarin
nauwelijks plaats was voor een maat
schappelijk debat? Het antwoord op de
vraag luidt bevestigend. In feite vond de
beluitvorming plaats in een kleine kring
van bestuurders. Een fundamentele dis
cussie over de relatie hoogbouw en nabij
aanwezige kleinschalige bebouwing heeft
ontbroken. Hoe is dat te rijmen met de in
de stadvisie hooggeroemde kwaliteit van
de binnenstad?
De gang van zaken bij de bouw van het
hoofdkantoor van de Friesland Bank is
nog bedenkelijker. Daar lag een vastge
steld bestemmingsplan, gebaseerd op het
beschermd stadsgezicht. Voor dat gebied
gold een bebouwingshoogte van 28 meter.
Het bestemmmingsplan was op basis van
een zorgvuldige afweging van belangen
vastgesteld. Toch dreigde er aanvankelijk
een gebouw te worden gerealiseerd van
meer dan 60 meter. De argumenten vóór
de bouw lagen vooral op het terrein van de
werkgelegenheid; een enkele maal werd de
argumentatie beperkt tot 'dat moet kun
nen'. Mede door actie van protesterende
burgers wordt er nu een lager maar nog
steeds een te hoog gebouw van 50 meter
neergezet met een excuuskoepel.
De stadsvisie blaakt van ambitie. Daar
is op zich niets mis mee. Als die ambitie
maar niet te dominant wordt en er geen
plaats is voor nuances. En hoe erg is het
als Leeu-warden zijn beurt een keer over
slaat? Dat zal binnenkort gebeuren met de
woningbouw. Wegens gebrek aan tempo
zal een deel van het contingent woningen
voor Leeuwarden worden overgeheveld
naar elders in Friesland. En wat is er op
tegen Drachten toe te staan kantoren te
bouwen als Leeuwarden daarmee ontlast
wordt? Je beperkt daarmee in elk geval de
verkeersdruk van auto's. Hoe erg is dat?
Zeker als het aansluit bij de natuurlijke
behoefte van de stad die een heel eigen,
niet verzonnen, dynamiek heeft? En als
dat aansluit bij wat de Leeuwarder vindt
wat er met zijn/haar stad moet gebeuren?
Laat daarom bij alle discussies het werke
lijk belang voor Leeuwarden en zijn omge
ving en zijn burgers voorop staan en laat
het tempo van de ontwikkelingen daarmee
gelijke tred houden. Houdt in ieder geval
het karakter van Leeuwarden zoals het
historisch is bepaald en waarover dierbaar
wordt gedaan in de stadsvisie, overeind.