zsr-
Leovo-^
15
v.h. B. Benninga Zonen.
Massa-ontslag
Onder de kop Uitslaande pakhuisbrand'
verscheen in de krant het bericht dat er
17 februari 1919 een brand heeft gewoed
in het pakhuis van B. Benninga, vethan-
del aan de Tuinen te Leeuwarden. De
brand werd geblust met vier stralen op de
waterleiding; de schade bedroeg 2.878,-
Naar aanleiding van de brand schreef
J. Benninga op 23 april 1919 aan notaris
J. Berghuis te Leeuwarden:
WelE. Heer! Bij dezen nemen wij de vrij
heid UEDL. ervan in kennis te stellen
alsdat wij aan B. W. een verzoek heb
ben ingediend omweder opbouw onzer vet-
smelterij. Tegelijkertijd er in vermeld om
vergunning tot het smelten van vet. Wij
deelen U als opmerking mede dat in dit
pand al sedert een veertig (40) tal jaren
een vetsmelterij werd gedreven zonder dat
er ooit een klacht van een der omwonende
personen werd gehoord. Indien U mijn nu
een dienst zou kunnen bewijzen om aan
mijn de vergunning zoo spoedig ter hand
te kunnen stellen, zoo zou dit voor mijn een
heele uitkomst zijn daar onze handel spoe
dig weer zal beginnen.
Vertrouwende U dit zaakje voor mijn in
order zal wetend te brengen, op dat ik weer
spoedig met den opbouw zal kunnen begin
nen.
U mijnheer Berghuis voorloopig dank zeg
gende, zoo verblijf ik verder,
de Vei
etsme.iPr
Harlinger tegeltje ?net een afbeelding van het
ambacht van vetsmelter
(Foto: Gebr. S/nilde B.V.)
Hoogachtend
UEDELE.Dw.Dn. J. Benninga
In maart 1921 ontvingen de relaties het
bericht dat de naamloze vennootschap was
opgeheven en dat het bedrijf verder ging
onder de oude firmanaam Noord-Neder
landse Vetsmelterij Firma B. Benninga
Zonen, Leeuwarden. Op 16 maart 1929
was er echter weer sprake van een NV.
Op die dag werd de akte van oprichting
gepasseerd en vond de eerste vergadering
van aandeelhouders plaats. Aandeelhou
ders waren Jacob en Izaak Benninga,
beide te Leeuwarden, tevens directeuren.
Er werd besloten voorlopig geen commis
sarissen te benoemen. De volgende aan
deelhoudersvergaderingen blijken belang
rijk te zijn. In die van 29 maart 1929 werd
besloten over te gaan op de fabricage van
margarine en in die van 16 september van
datzelfde jaar werd besloten tot aankoop
van fabrieken en terreinen aan de Harlin-
gertrekweg
Er zijn blijkbaar toch commissarissen
benoemd want in mei 1930 is sprake van
het voorzitterschap van de aandeelhou
dersvergadering door President Commis
saris, S. Anholt. Op 2 februari 1931 haalt
Benninga de plaatselijke krant in nega
tieve zin.
Aan het personeel van de N.V. Benninga's
fabrieken alhier is ontslag aangezegd,
voor het fabriekspersoneel met ingang van
13 Februari en voor het kantoorpersoneel
tegen 1 Maart. Dit ontslag dat ongeveer
100 man omvat, staat in verband met een
reorganisatie. Na verloop van tijd, wan
neer de directie een juist overzicht over de
zaken heeft, zal voor het ontslagen perso
neel de gelegenheid worden opengesteld,
zich opnieuw aan te melden.
Dat dit tegen aanzienlijk verslechterde
voorwaarden zou zijn, stond er niet bij.
Aan het eind van dat jaar waren er blijk
baar weer mogelijkheden. De aandeelhou
dersvergadering besloot tot de aankoop
van een bouwterrein aan de Harlinger-
trekweg van H. Tulp te Oisterwijk. Op de
presentielijst komen we voor het eerst de
naam van Jacques Lopes Cardozo tegen.
Hij, Salomon Anholt, Jacob Benninga en
Izaak Benninga hadden elk 10 aandelen
en vertegenwoordigden ieder 6 stemmen.
Op 22 oktober 1935 werd de eerste paal
geheid voor de nieuwbouw en in november
1936 verschenen de eerste foto's van het
nieuwe bedrijf in diverse kranten. Relaties
en familieleden van het personeel werden
uitgenodigd voor een bezichtiging.
Op de jaarlijkse algemene vergadering
van aandeelhouders in 1937 ten kantore
van B. Duijts te Amsterdam kwam het
complex van regeringsmaatregelen op het
gebied van eetbare vetten aan de orde. Ze
bleken een stimulerende invloed te heb
ben en gevoegd bij de handelspolitiek van
de firma Benninga werd een verhoudings
gewijs groter marktaandeel verkregen. De
aanwezigen betreurden het dat de fabriek
niet aan de Zaan of in Rotterdam stond.
Een gedachte waar men later nog eens
aan terug zal denken. Eind 1937 werd in
Engeland een tweede en wat later nog een
derde bedrijf gestart.
In september 1938 verscheen in het
Nieuw Israëlitisch Weekblad het volgende
bericht:
In den ouderdom van 84 jaar is overleden
de heer B. Benninga, grondlegger van de
N. V. Benninga's Friesche Margarinefabrie-
ken. De overledene is indertijd te Lemmer
op bescheiden voet een vethandel begon
nen, welk bedrijfje later onder leiding van
zijn zoon in de N.V. Benninga's Friesche
Margarine fabrieken, welke te Leeuwar
den en te Mitcham nabij Londen Fabrie
ken bezit, tot een industrie van beteekenis
is uitgebreid. Ofschoon zijn zoons zich in
latere jaren met de wezenlijke leiding van
het bedrijf hebben belast, heeft de overle
dene zich tot voor enkele jaren regelmatig
met onverflauwde belangstelling van de
gang van zaken op de hoogte gesteld. Zon
dagmiddag heeft onder groote belangstel
ling, vooral van de zijde van het personeel
der fabrieken, de begrafenis plaats gehad,
waarbij de eerw.heer S. Mendels in het
Metaheir-huis de verdiensten van de ont
slapene, die ook een traditionele Jood was,
herdacht.
In het bedrijf bestond een hechte band
met de medewerkers; de vele uitstapjes
getuigen daarvan. In augustus 1939 werd
nog een reisje naar Schiphol gemaakt. De
brandweerdienst van Benninga stond te
boek als een van de best geoutilleerde.
Slachtoffers en overlevenden
Toen brak de oorlog uit. Hij bracht de
familie veel ellende. Jacob, die directeur
was van de Engelse bedrijven in Huil en
Mitchell en mededirecteur in Leeuwarden
IA.