E L E G I A
D. EPJEI
D. EVERHARDVM WIELINGA
A D
IN OBITVM NOBILISSIMI, AMPLISSIMI
GRAVISSIMIQVE VIRI
V I R V M
k
k':c'
QVAESTORIS AGRI MENALDVMAMPOSTQVAM CONSVLATV,
IN VRBE LEOVARDIENSI QVINQVIES FVNCTVS ESSET, ET
INTER ILLVSTR. FRISIAE ORDINVM NOVEMVIROS
SAEPIVS ADSCRIPTVS, DENATI LEOVARDIAE
PRID. NON. OCTOB, cid ia cc xvin.
AMPLIS SIMVM AC PRVDENTISSIM VM
CONSVLEM LEOVARDIENSEM ET QVAESTOREM FRISIAE
GENERALEM, DEFVNCTI FILIVM.
LEOVARDIAE,
Excudit FRANCISCVS H A L M AOrdinum
FrifiaeTypographuscio id cc xvm,
I
Titelblad, van de Elegia op het overlijden van Epeus Wielinga
op 6 oktober 1718, samengesteld door zijn zoon Everhardus Wie
linga. Dit 25 pagina's tellend drukwerkje bevat lijkdichten en
rouwklachten, geschreven door Isaacus Valckenaer, de Marssu-
mer predikant Johannes Wiegersma, de drukker dezes Franciscus
Halma, de Deinumer predikant Henricus Albertus van der Sloot
en de Leeuwarder stadschirurgijn Roelof Roukema. Hoewel der
gelijke gelegenheidsgedichten verre van objectief zijn, blijkt alleen
al uit hun aantal dat Epeus Wielinga een zeer uitzonderlijk man
moet zijn geweest (collectie: Provinsjale Bibleteek)